Sinds 15 december zijn alle theaters in verband met de coronamaatregelen opnieuw gesloten voor publiek. Repeteren mag nog wel, maar in plaats van te gaan try-outen en in première te gaan, gaat een voorstelling nu vanuit de repetitieruimte rechtstreeks ‘de ijskast’ in. Rosa da Silva: ‘Ik ga er beter vanuit dat het niet meer gaat gebeuren dit seizoen. Let it go. Klaar.’ (meer…)
Tim Kamps en Arjen Lubach beginnen hun optreden op de Parade, waar ze volgens het programma ‘eindelijk’ terugkeren, met een lied voor en over hun publiek. We moeten allemaal gaan staan en mogen pas gaan zitten als het lied niet meer over ons gaat.
‘Ik ben een mens met twee benen,’ begint het Monica Da Silva Trio, zoals het duo zich noemt. ‘Ik draag kleren die ik zelf heb uitgezocht…’ En zo verder. ‘Ik heb een stoma,’ zingt Kamps. Eén man blijft staan. ‘Heb je een stoma of begrijp je het niet?’
De rest van de voorstelling blijven de man en het ‘trio’ plaagstootjes uitwisselen. ‘Ik ben een drummer,’ zingen ze, en zowaar, weer blijft één man staan. Hij blijkt Julius te heten en mag voor de rest van de voorstelling het elektronische drumstel op het podium komen bemannen. Via zulke interacties kneden Lubach en Kamps de zaal als was in hun handen. Het publiek, dat hen toch al goed gezind is, voelt zich vereerd door al hun aandacht en juicht en klapt nog harder.
Muzikaal en tekstueel begaafd zijn de twee rasmanipulatoren ook. Hun liedjes over playing hard to get en de zwaartekracht, nota bene, verkennen absurdistische grenzen. Maar andere nummers zijn slapper. En waarom wordt Julius eerst het podium opgehesen en vervolgens volstrekt genegeerd? Te vaak verkeert het talent van het duo voor reageren, improviseren en manipuleren in nonchalance. De terugkeer op De Parade van het Monica Da Silva Trio gaat mank aan een verbindend idee.
Euh… Julius hoort bij hen. Hij zit in het publiek en wordt er telkens uitgehaald tijdens dat nummer. Hij is de drummer, vandaar dat ze hem negeren. Het publiek moet er zelf maar, tijdens de rest van de voorstelling, achterkomen dat hij bij hen hoort.
Ik neem aan dat de recensent weet dat Julius bij hen hoort (het is tamelijk duidelijk in de voorstelling, nietwaar?), maar dat hij het jammer vindt dat die grap met de drummer die zogenaamd uit het publiek komt niet verder uitgewerkt wordt. Was leuk geweest om het terug te laten komen, is een kans die ze hebben laten liggen.
Erg rake recensie overigens.