Muziek kan een land verbinden. Ruim vier miljoen Nederlanders keken vorige week vol trots toe hoe ‘onze’ Duncan Laurence het songfestival won. Het songfestival probeert met slogans zoals ‘We are one’ en ‘Building bridges’ een Europees saamhorigheidsgevoel te creëren, maar het nationalisme wint. (meer…)
Een Belg trekt in zijn enige bezit, een oude Opel Kadett, naar het zuiden. Naar Afrika. ‘Alleen en onderweg,’ zingt hij achter het stuur. Zijn auto begeeft het op een plek waar een lifter staat die hij helemaal niet wil meenemen. Maar vooruit dan, als die hem naar het eerstvolgende tank (of tenk-)station duwt en verder zijn mond houdt, mag ie mee.
Zo begint Het Lied: Opus 1 in G Groot voor Opel Kadett en twee zangers, een muzikaal waagstukje van de Tukker André Manuel en de Vlaming Geert Hautekiet. De theatrale versie van een roadmovie deden ze eerder tijdens Oerol 2012. Manuel behoeft in cabaretland geen nadere introductie, de bard Hautekiet deed eind vorige eeuw enkele manmoedige pogingen hier meer dan anderhalve man en een paardenkop met zijn muzikale voorstellingen te amuseren.
Nu heeft de zachtaardige Vlaamse reus als kompaan van Mister Sarcasme himself met deze voorstelling tijdens de eerste weken van het seizoen al tien keer meer publiek gezien dan ooit tevoren in Nederland.
Is dat terecht? Voor het idee en het inventieve decor (twee autodeuren, stoelen en een stuur, ruitenwissers die als metronoom dienst doen) zeker. Het lied… is een verhaal dat vijf kwartier in muziek en liedjes wordt verteld. Ononderbroken klinken hun gitaren, bezingen ze beurtelings en samen wat hen dreef huis en haard te verlaten. In de lage landen is dat nog een vrij unieke vorm van vertellen, in West-Afrika zijn rondtrekkende dichters/zangers/muzikanten (‘griotten’) vaak beroemd.
Waar Hautekiet ‘elastiek aan zijn buik heeft’ en naar verre oorden wordt getrokken, heeft Manuel die aan zijn rug. Ja, hij ontvluchte Nederland, ‘waar eens het recht op schoonheid gold en nu alleen nog maar wordt “geharkt”. Waar eens de tolerantie zong, klinkt nu een diepe zucht… ik ben een zanger op de vlucht.’ Maar niet voor eeuwig, want zijn geboortegrond, zijn dorp, zijn familie en het leven daar zijn hem te dierbaar, zoals blijkt wanneer hij Mien natuur zingt, in onvervalst Twents en mede daardoor prachtig.
De muziek meandert fijn melancholisch door de zaal, maar wat inhoud betreft, is de theaterversie van Het lied… aan de dunne kant gebleven. Wat op Oerol genoeg bleek, is dat in de beslotenheid van het theater niet altijd. Onderlinge geintjes, bedoeld voor de zaal, zijn hinderlijke onderbrekingen voor de sfeer. Je wilt als publiek stil meereizen op de achterbank en uit het raampje kijken naar het landschap, luisteren naar wat de twee zien en voelen. Dat krijgen we nauwelijks. Als Manuel aan het einde uitstapt heb je het gevoel dat hij maar honderd kilometer bij Hautekiet in de auto heeft gezeten en dat er nog zoveel meer te vertellen was geweest als we met zijn allen verder waren gereden. Door de woestijn bijvoorbeeld.
Foto: Raymond Mallentjer