‘Een éénpersoonscircus, kan dat? Ja, natuurlijk, komt dat zien!’ schalt het over het Paradeterrein in Den Haag. Just van Bommel en Emma van den Elshout zijn de enige die een geluidsinstallatie op het festivalterrein gericht hebben om het publiek Circus Mondo in te kletsen. Tot door de tentdoeken heen klinkt hun oproep. Zoals dat gaat als het circus in de stad is, zo gaat het in het klein bij Het circusje.

Het is altijd bijzonder om Just van Bommel aan het werk te zien. De expressieve speler houdt als geen ander de aandacht van het publiek vast gedurende stevige monologen, waarin Engels en Nederlands door elkaar vloeien. In lange beschrijvende zinnen gaat Van Bommels stem melodieus van hoog naar laag, theatraal als van een klassieke toneelverteller. Zijn speelstijl is genderfluïde, afwisselend zacht en hard, hoog en laag, hoekig en rond. Soms, plotseling, ontspant de performer voor een onderonsje met het publiek, als zichzelf. En net als je vergeten bent dat je aanvankelijk naar een soort spreekstalmeester zat te kijken, springt Van Bommel terug in de eerste rol om de hele zaak weer te hervatten.

Net als in hun eerdere samenwerkingen ’t Showtje en Het spektakeltje borduurt makersduo Van Bommel (tekst, regie en spel) en Van den Elshout (tekst en regie) in Het circusje voort op het thema van tijdelijkheid, ditmaal onder de vlag van Likeminds. Beginnen is lastig voor Van Bommel, zegt de speler bij de start, omdat alles ook weer eindigt. Dat is op zichzelf geen vernieuwende observatie, maar binnen de allegorie van het circus blijkt het een ideale basis voor talloze uitstapjes en acteerkansen voor Van Bommel.

Zoals het een goed circus betaamt, is het halfuurtje erg afwisselend; het is een aaneenschakeling van rook, glitters, meezingen, tranen, spektakel en zelfs moord. Het begint al met een fantastische opkomst van een enorm, vierkant glitterpak met uitvergrote hoge hoed, waarin het hoofd van Van Bommel hangt. Grimassen makend, heen en weer kijkend, als de personificatie van de lach-en-traanmaskertjes.

‘Bring in the clowns!’ roept het hoofd, en met één stap naar voren krijgen we een nieuw kostuum, nieuwe energie, meer beweging: ‘Something new!’ Tijdens een omkleedmomentje geeft een boventitelingsbordje cues aan het Paradepubliek, dat vol enthousiasme ‘Ooo, aaaa, alakazam, simsalabim’ roept voor de spectaculaire opkomst van Mary, the magical elephant.

Binnen dit minispektakelstuk zien we het extreme in- en uitzoomen dat kenmerkend begint te worden aan het samenwerkende duo; Van Bommel verspreekt zich opzettelijk over het toegestroomde publiek van ‘apen… – eh, mensen’. Het circus blijkt namelijk ook een metafoor. In het groot voor de oerknal en de daaropvolgende evolutie: het ‘something new’ dat op weerstand stuit, maar uiteindelijk het ‘something old’ vervangt.

Op kleinere schaal beschrijft Van Bommel de afwijzende reactie van een zogenaamde Anita op ‘something new’, doelend op het bestaansrecht van mensen die tussen man en vrouw in zitten en in het circus van oudsher veel bekijks trokken: ‘Als dit nu óók al kan, waar houdt het dan op?’ En dat is dan in het kader van de evolutie weer een goede vraag van Anita.  Zo propvol is Het circusje: komisch en raak voor wie het kan bijbenen, voor iedereen een feestelijk absurdistisch uitstapje.

Foto’s: Isabelle van Putten