Zijn er nog wel superhelden? En hebben we ze überhaupt nodig? Voor theatermaker Michai Geyzen kunnen we aan de oude Griekse helden niets meer toevoegen. De Amerikaanse superstriphelden, zoals Superman, Spiderman en Batman worden in allerlei variaties uitgemolken en zijn zo gecommercialiseerd dat we ze moe geworden zijn. (meer…)
Nog voordat iedereen zijn plek in de zaal gevonden heeft, begint het eerste stuk van het avondvullende programma Heroes van Introdans met de blues-achtige klanken van ‘Do I Worry?’ van The Ink Spots. Een in wit pak geklede heer met een gekunstelde lach stapt vertraagd het podium op en af. Het is de opening van een programma vol organische bewegingen, integere keuzes, opvallend goed acteerwerk en verrassend veel humor. Maar de avond duurt te lang.
Het programma opent met het luchtige en aansprekende SH-BOOM! (1994) van choreografenduo Sol Léon en Paul Lightfoot. Vier mannen, allemaal maagdelijk wit maar steeds schaarser gekleed, wringen zich in bochten voor de gunsten van vier ongenaakbare, in lange zwarte jurken geklede vrouwen. Kostuums die kenmerkend zijn voor het werk van de voormalige huischoreografen van NDT, net als het sfeervolle gebruik van licht als decor.
De mysterieuze vrouwen stappen in en uit de door spots gevormde cirkels of beschijnen met het subtiele licht van zaklampen een danser die slechts een koperen pannetje heeft om zijn naaktheid te bedekken. Een scène die het publiek doet gniffelen. De vloeiende, dynamische bewegingsstijl met schijnbaar moeiteloos partnerwerk, volgt de muziek: oude liefdesliedjes die tot overtuigend gespeelde theatrale situaties leiden. Van een showbizz-man die vol zelfvertrouwen een duet met zichzelf danst, tot een schuchter type dat met een stok het podium moet worden opgeduwd.
Na deze luchtige opening volgt de verrassing van het programma. Op een groot scherm is een weiland te zien. Een groep dansers komt steeds dichterbij. Onder hen de op krukken lopende Oegandese moderne danser Joseph Tebandeke. Presentatrice, schrijfster en danseres Eva Eikhout, geboren met haar ledematen grotendeels afwezig, zit op een lange bank op het podium.
Wanneer de groep zich op ludieke wijze bij haar voegt, begint ook het integere lungo (2008-2024) van choreograaf Adriaan Luteijn met een lach van het publiek. De dansers leggen hun hoofden op elkaars schoot of schouders, vormen duetten of bewegen synchroon. Het zijn pure bewegingen die niets anders suggereren dan wat je ziet.
De choreografie oogt volkomen vanzelfsprekend, ondanks de grote lichamelijke verschillen. Dat is verfrissend in een wereld waarin dansers nog al te vaak aan strenge fysieke eisen moeten voldoen. Wanneer de groep terug de wei in lijkt te lopen, blijkt het beste nog te komen.
Het slotduet van Eikhout en Tebandeke zit razendknap in elkaar. Het partnerwerk is soepel en intiem, hulpmiddelen worden vloeiend aangereikt door collega’s en zo ingezet dat ze de dansers een geheel eigen mobiliteit geven en nergens storend worden. Door zich op spannende momenten te laten vallen en weer op te vangen, speelt Tebandeke bovendien op indrukkwekkende wijze met zowel zijn kwetsbaarheid als kracht.
In Boulevard of Broken Dreams van de Israëlische choreograaf Inbal Pinto (een bewerking van haar choreografie Fugue uit 2018) komen de acteerkwaliteiten van de dansers opnieuw tot hun recht. Een in rode jurk geklede danseres oefent haar danspassen voor een achterdoek dat een groot romantisch schilderij vormt. Collega’s, mannen en vrouwen, allemaal in dezelfde jurk gekleed, dringen zich door het doek naar voren. Benen komen eronder vandaan en hoofden wurmen zich door de spleet in het midden.
Het leidt tot grappige scènes die verrassend overgaan in een tweede deel. Onverwacht wordt de suggestie van een spiegel gewekt en kijkt de danseres naar verschillende versies van zichzelf, alsof de stemmen in haar hoofd tot leven zijn gekomen. De ritmische choreografie die volgt was een mooi einde van de avond geweest. Maar er volgt een vierde stuk.
Zoals je beter niet meer dan drie geuren achter elkaar kunt uitproberen, is ook dit vierde stuk te veel. Bovendien valt het erg uit de toon. Regina van Berkel maakte een nieuwe versie van Daily Hero (2013) voor de gehele, indrukwekkend grote groep dansers van Introdans. Maar het resultaat is wat lomp en bombastisch.
In het vooraf vertoonde, voorspelbare interview – elk stuk wordt hiermee nabesproken of geïntroduceerd – vertelt Van Berkel over de waarde van hergebruik, in dit geval van spijkerkleding voor de kostuums. Maar in de choreografie overheerst vorm boven inhoud: het hoge, glimmende en hoekige decor, de dominant aanwezige kledingontwerpen, de elektronische beats en de uitvergrote mimiek en bewegingen van de dansers staan in schril contrast met de subtiliteit van de vorige stukken. Heroes had een meer ingetogen einde verdiend en Daily Hero misschien een ander programma.
Foto’s: Hans Gerritsen