Met Henry stap je in een maalstroom van zinderende beweging, licht en geluid, waaruit ontsnappen onmogelijk is. Iets wat je overigens ook niet wilt. Met kracht zuigt Itamar Serussi je in een wereld van voorbijflitsende beelden. In een interview met het Algemeen Dagblad vertelt hij over zijn emoties die hij vroeger had bij Henry, de intimiderend grote hond van zijn neef. ‘Deze boxer beangstigde me als kind, hoewel het dier superlief was.’ Deze anekdote is onderdeel van de golf van emoties en herinneringen, waarmee de wereldveroverende huischoreograaf van Scapino Ballet Rotterdam zijn kijker overspoelt. Zij het deze keer met een stuk minder humor.

In de steriele witte bak die het toneelbeeld vormt, schildert Serussi een abstract landschap met kleuren en lichamen. Op de achtergrond veranderen de tinten van donkerblauw naar felgeel en warm goud, alsof je kijkt naar het emotionele onderbewustzijn. De kortstondige beelden van menselijke ontmoetingen zijn moeilijk te vangen. Onverwacht stokt de beweging en dringt de situatie heel even tot je door. Vijf gezichten draaien naar een individu en kijken, alsof ze wachten op een reactie. Het gespannen ogenblik verdwijnt bij de eerste beweging. Dan weer ontstaat er een confrontatie (misschien wel Serussi’s herinnering aan de boxer), waarin een grote danser met zware stappen en een agressief uitgestoken kin op een ander afstapt.

De kakofonie aan feilloos uitgevoerd bewegingsmateriaal is doelbewust asymmetrisch, asynchroon en onvoorspelbaar. Net zoals bij het zien van Anne Teresa De Keersmaekers werk tast je naar de verlossende patronen. Onwillekeurig blijf je zoeken naar de verlossende herkenning – want wie wil er nou geen grip op zijn leven. Maar Serussi gunt het zijn kijker niet en creëert een doorlopende samenkomst van toevalligheden. Het prikkelt, blijft aangenaam aan je trekken.

De dansers dragen korte broekjes, strakke truitjes en mannenjurkjes. Mannen en vrouwen zijn in Serussi’s werk opvallende gelijken van elkaar. Altijd een tikje vrouwelijk door hun wiegende heupen en kantelende koppies. Gespierde en articulerende lijven bewegen tot in het kleinste detail door. Knakkende ellebogen, doorgestrekte benen en verdraaide torso’s volgen elkaar onnavolgbaar snel op met een flow die de Scapinodansers indrukwekkend goed afgaat.

De beukende en altijd naar een climax werkende muziek van Richard van Kruysdijk is een ander verhaal en alles behalve subtiel. De vaste samenwerking tussen hen startte in 2010 bij Danshuis Station Zuid in Tilburg en zorgde bij Mono (2012) en Wolf (2014) voor een lekkere chemie. Bij Henry zijn Kruysdijks techno- en elektrosounds vooral hard en stoppen niet. Hip is het wel, maar het verdringt in dit geval de individualiteit van de dansers, die de voorstelling veel meer zou hebben kunnen verfijnen.

Foto: Joris-Jan Bos