Hilde Elbers laat publiek en performers zweven in een voelbare, donkere stilte****
Het is alsof we wachten op het begin van een rockconcert, vrijdagavond in het Arnhemse Theater aan de Rijn. We zitten niet, maar staan rond een verhoogd podium in het midden van het zaaltje, met daarop een blauwe schijnwerper, een rookmachine en een elektrische gitaar. De tribune is met zwarte gordijnen onzichtbaar gemaakt en in de hoek worden lp’s en T-shirts met ‘Hell Yeah’ erop verkocht. Punk van de Britse bands Idles en Shame klinkt uit de speakers. Je hoeft er alleen nog de geur van verschaald bier en sigaretten bij te denken om je voor te stellen dat je in een alternatief concertzaaltje staat.
Dan klinkt een harde elektronische beat, twee maten herhalen zich eindeloos terwijl de vier dansers een voor een het podium op komen. Hun outfits zijn grungy: leren jacks, tijgerprint, zwart gaas en legerkisten. Uit heen en weer lopen ontstaat langzaam een choreografie van headbangen, het hoofd weer omhoog zwiepen en stampen. Vier paar Dr. Martens raken de grond perfect getimed en creëren zo spannende ritmes. Een grappige vondst, die doet denken aan tapdans of clogging.
Het patroon van bewegingen duurt voort. Een bootcamp voor rocksterren, lijkt het, of een kijkje in een subcultuur met strenge ongeschreven regels: deze muziek moet je luisteren, zó moet je je daarop bewegen en waag het niet om uit de pas te lopen. Wat er gebeurt als je wel losbreekt van de groep, zien we wanneer een van de dansers de gitaar pakt om een lieflijk rifje te spelen. Een verlengsnoerachtig touw wordt rond zijn schouder gehangen, waarmee danseres Malika Berney hem in de rondte slingert en tegen de grond trekt. Keer op keer gaat hij neer, met harde klappen die je ineen doen krimpen. De choreografie van dansgezelschap Neon is weinig zachtzinnig. Energie en kracht straalt hij uit; vol ertegenaan gaan tot je erbij neervalt.
Ook de extase die je kunt ervaren wanneer je opgaat in een groep is te voelen. In een knap uitgevoerde slowmotiondans met zwaaiende armen, vuisten in de lucht en vertrokken gezichten herken je het gevoel van eenheid en euforie dat muziek kan geven. In de massa staand, luisterend naar een band of dj kun je buiten jezelf treden en lijkt er niets meer te bestaan buiten dat ene moment.
De drang om erbij te horen wordt in Hell Yeah mooi verbeeldt. De scène waarin de dansers zich over elkaar heen klimmend voortbewegen en intussen met een doodse blik poëzie voordragen is grappig. Vooral omdat wie beter luistert, hoort dat de tekst een en al bestaat uit songtitels uit de rock en metal (‘My Generation’, ‘Run to the Hills’, ‘Master of Puppets’ ‘School’s Out’, ‘Alive’). Neon roept hiermee vragen op als: wanneer is iets nog zelfexpressie, en wanneer wordt het slechts hersenloos herkauwen van de popculturele referenties die ons beïnvloeden?
Leuk is ook de terugkerende zang van Leon Emil Franzke. Op een manier die aan Rammstein doet denken zingt hij een Duitse tekst, die bij nader onderzoek uit een gedicht van de mystieke dichter Rainer Maria Rilke blijkt te komen. Mooi duister en mysterieus klinken de strofes over zwarte bomen en naar buiten treden uit je huis wel, maar de dansgroep moet waken voor té veel verschillende culturele verwijzingen. Als danseres Sara Miguelote vastgebonden aan een touw citaten uit een interview met jazz-zangeres Nina Simone voordraagt over hoe het voelt om vrij te zijn, begrijp je ergens wel dat die boodschap bij de thema’s van het stuk past. Toch vraag je je ook af of uitspraken die betrekking hebben op de Amerikaanse burgerrechtenbeweging van de jaren vijftig en zestig hier wel helemaal op hun plaats zijn.
Op zijn best is Hell Yeah als de dans voor zichzelf mag spreken. Dan zien we een pulserende, opzwepende en hypnotiserende choreografie. Bijkomend voordeel van een staand publiek: in plaats van een staande, krijg je meteen een springende ovatie.
Foto: Steven Ligthert