Het derde deel van de Heimat-reeks van Antwerps theaterhuis De Nwe Tijd biedt wederom een melancholieke avond vol muziek en filosofisch getinte overpeinzingen, maar hangt vanwege het ontbreken van een helder overkoepelend concept een beetje als los zand aan elkaar. (meer…)
Heimat, een theaterproductie, een voorstelling van Rebekka de Wit en haar gelegenheidsclubje, heeft niets, maar dan ook totaal niets te maken met de beroemde en imposante Heimat-trilogie van Edgar Reitz over een eeuw Duitse familie op de Hunsrück, maar is wel even krachtig en ontroerend.
In deze Heimat worden geen maatschappelijke en regionale toestanden uitvoerig geschilderd, nee, deze theatervoorstelling zoomt vanuit de kosmos in op de aarde, op een huis, op een zolderraam waar jonge volwassenen staan en zich vragen stellen over hun microkosmos, hun leven, hét leven. Ze leggen hun vragen voor aan hun ouders en grootouders. Hoe ging/gaat hun directe omgeving, hun heimat om met het leven? Wat is leven en hoe dient het geleefd te worden?
Vorig jaar werd op Theater aan Zee de Jongtoneelschrijfprijs toegekend aan Rebekka de Wit en haar Huis van Afgevaardigden, met het verzoek een nieuwe tekst te schrijven. Het resultaat is weer even prachtig als haar monoloog Hoe dit het verhaal werd van 2012 en verbluft zelfs meer. Op het scherm krijgen we ouders en grootouders van de theatermakers te zien en te horen. Pregnante vragen worden gesteld, zoals: ‘Is het leven geworden zoals u had verwacht?’ of: ‘Wat wilt u nog doen voor u sterft?’ Even raak zijn hun antwoorden. Het zijn geen rechtlijnige antwoorden, het blijft een zoeken, constant.
Vier van de theatermakers staan op de scène: Rebekka de Wit, Suzanne Grotenhuis, Tom Struyf en muzikant Harald Austbø die niet alleen mooi cello speelt, maar ook getalenteerd zichzelf acteert zoals de andere drie. Deze vier mensen reageren op de interviews, met hun feiten en gevoelens die uit hun kinderjaren zijn blijven hangen, ‘met scheten en nierstenen uit het verleden in een potje’, ze vertellen hun verhaaltjes, hun persoonlijke mijmeringen. Ingetogen, speels, subtiel, soms heftig, of gewoon zonder woorden, met een liedje of een muzieknummer met cello en pianola. De dertigers blijven worstelen met de vraag hoe te leven, hoe dat leven zou kunnen zijn, wat hen nu gelukkig maakt of net niet. Hoe zou je zelf zijn als je negentig was? Wat voor iemand zou je dan willen zijn?
Freek Vielen werkte mee aan het concept en deed de regie. Hoe spontaan en joviaal het spel ook lijkt, alles zit samengebald in een organische én strakke structuur en dat maakt het geheel zo goed. Daarmee wordt de valkuil van schmierende sentimentele clichés vermeden. Fragmentarisch gaan de scènes van projectie en op de bühne in elkaar over. De vier dertigers geven commentaar op wat ze gezien en gehoord hebben, op elkaar, vullen elkaar aan, met subtiele humor en suggestieve, afgebroken zinnen, empathisch en broos. Ze reageren niet cynisch, er gaat een tedere weemoed uit van de inhoud, de verwoording, het spel. Heimat raakt en beklijft. Zoals een oma zegt: ‘Hou je armen open voor de liefde, en doe je armen dan toe.’ Laat je door deze voorstelling omhelzen en koester haar.