Door een communicatief misverstand zat ik tien dagen vóór de première al bij een uitvoering van de voorstelling Harmonie in het Enschedese Wilminktheater. De recensie was al geschreven toen duidelijk werd dat het hier een try-out betrof. Die bespreking was niet bepaald positief. Om mezelf te citeren: ‘Harmonieus wil het niet worden. Om het in muziektermen te vervatten: veel valse noten en dissonanten.’

Welkom in de wondere wereld die theater heet. Want wat er in die anderhalve week gebeurd is, mag een klein wonder heten. Scriptschrijver en regisseur Jasper Verheugd wist in die korte tijd alsnog alle puzzelstukjes op de juiste plek te krijgen. Nog steeds vind ik dat hij in zijn propvolle script een paar verhaallijntjes (en een belachelijke scène, waarover later meer) had mogen schrappen – het is alsof hij het materiaal voor een complete soapserie in één voorstelling heeft willen proppen. Maar in zijn regie laat hij nu weinig steken meer vallen.

Harmonie is een uiterst gecompliceerde, maar desalniettemin zeer onderhoudende muziektheatervoorstelling geworden over een – jawel – harmonieorkest. Na het afscheid van vaste dirigent Herbert van Diem (John Buijsman, krijgt dat orkest te maken met een reeks perikelen waar je u tegen zegt. Gedoe met onbeantwoorde liefde, dooretterende trauma’s uit het verleden, korte lontjes, dubbele petten, overspel, leugentjes om bestwil en een penningmeester die er met de kas vandoor gaat. Dit en nog veel meer vult het gedeelte voor de pauze. Het is werkelijk miraculeus hoe Verheugd deze wirwar aan verwikkelingen zo soepel heeft weten te regisseren. Dat een en ander ten koste gaat van de diepgang van de personages laat zich raden.

Het begint allemaal nog gemoedelijk. Het publiek is ruim van tevoren op de hoogte gesteld van het feit dat het aanwezig is bij het afscheidsconcert van Herbert. Alzheimer maakt hem het dirigeren onmogelijk. Velen hebben gehoor gegeven aan de oproep een plantje voor hem mee te nemen. Daar houdt hij zo van. De potten met begonia’s, fuchsia’s en lobelia’s vullen de flanken van de zaal.

Tenorsaxofonist Menno (Remko Vrijdag) kondigt, als nieuwe voorzitter, op samenzweerderige toon aan dat het samenzijn een verrassing moet zijn. Als het zaallicht is gedoofd, moeten we doodstil wachten tot Van Diem binnen is om daarna uit volle borst Jolly good fellow te zingen. Buijsman maakt daarna met trillende handjes een heerlijke act van zijn laatste dirigeerpoging. Dat de ziekte het eind van zijn carrière betekent is zonneklaar.

En dan kan het bal beginnen. Menno denkt het baantje van voorzitter wel naast zijn drukke werkzaamheden als politicus en ondernemer te kunnen doen. Dat is natuurlijk smeken om moeilijkheden. Botsende belangen immers. Klarinettist Tess (Julia van der Vlugt) is er, als dochter van Herbert, alles aan gelegen de toekomst van het orkest veilig te stellen. Overigens stond Herbert er in haar opvoeding alleen voor omdat zijn vrouw er vandoor was gegaan met de bekkenist. Dan is er nog trompettist Lesley (Stijn Westenend) die, hoewel jonge vader, er vandoor wil met zijn jeugdliefde Tess. Het is een waar Sodom en Gomorra in de boezem van het orkest, wat nog geïllustreerd wordt als Menno heftig met het jonge orkestlid Ruth (Marnel de Rooij) gaat tongen.

Ondanks al dit gedoe, kost het geen enkele moeite de verwikkelingen te volgen. Het tempo is strak en door het subtiele lichtplan verlopen de changementen uiterst soepel. Alleen de muziek komt er nog wat bekaaid af.

Dat is mede de schuld van de nieuwe, Zuid-Koreaanse dirigent in het plot. Hij wil af van het ijzeren repertoire van het orkest, dat volledig bestaat uit marsen van John Philip Sousa. Deze Kim-Myung Lee (Paul Rigter), die grossiert in tegeltjeswijsheden (‘het is de tegenwind die de vlieger doet stijgen’), hanteert een onorthodoxe stijl van repeteren waarbij de technische beheersing van het instrument zeker niet op de eerste plaats staat. Als een stel koeien en geiten horen we de orkestleden wilde klanken uitstoten.

Het zet de sluimerende onvrede en verstopte frustraties in het orkest nog meer onder druk. Omdat dat er zoveel zijn, komen sommige scènes volstrekt uit de lucht vallen of, erger, zijn totaal misplaatst. Soms bij het gênante af, bijvoorbeeld als er gezegd wordt dat je niet meer mag spreken over ‘zwarte koffie’ omdat dat discriminerend zou zijn. Niet als achteloze bijzin, nee, er wordt een complete scène aan gewijd.

Foto: Tjeerd Derkink