Hans en Grietje is een van de bekendste sprookjes van de gebroeders Grimm en ook de opera die Engelbert Humperdinck daarop baseerde is onverminderd populair. Die opera bracht de Nederlandse Reisopera voor het laatst in 2007. Hoog tijd voor een nieuwe versie, maar dan speciaal voor kleuters, met een flinke aanpassing van het verhaal en geen acterende zangers, maar zingende acteurs. (meer…)
In de nieuwe enscenering verdwalen ze niet in het bos, maar zwerven ze ’s nachts door de jungle van de grote stad. Hans en Griet is een moderne mix van opera, spel, zang, hiphop en dans. Magisch muziektheater vol wonderlijke personages, grappige én behoorlijk enge avonturen.
Hans en Griet is een nieuwe samenwerking van de Toneelmakerij en Silbersee na het succes van De Toverfluit (2019), bedoeld voor iedereen van zeven jaar en ouder; opnieuw onder muzikale leiding van Romain Bischoff en in een regie van Paul Knieriem. Jibbe Willems schreef een nieuwe tekst, op rijm en op de melodielijnen van Engelbert Humperdincks opera Hänsel und Gretel (1893), heel helder en vol geestige invallen, soms rauw en op het randje, soms heel poëtisch. Genevieve Murphy zorgt voor aanvullende, eigentijdse muziek die prettig samenklinkt met het Humperdinckiaanse repertoire. De voorstelling is gemaakt in samenwerking met Internationaal Theater Amsterdam waar de voorstelling in de kerstperiode opnieuw te zien zal zijn.
In de oerversie van Grimm zijn de ouders te arm om nog eten voor hun kinderen te kunnen kopen; in deze bewerking zijn ze gewoon weerzinwekkend. Het is een totaal disfunctionele familie in dat piepkleine appartement op dertien hoog; moeder rookt permanent en zit Griet achter de vodden, vader is werkloos, broer Hans ligt te gamen op de bank en Griet is de klos. Zij moet alles opruimen en schoonmaken en ze krijgt het minst van iedereen te eten. En als ze zo moe is dat ze bijna omvalt, moet ze ook nog dansen als haar vader dronken thuiskomt.
Geen wonder dat ze al in de beginscène besluit om ervandoor te gaan: erger dan dit kan het niet worden. Het is even wennen aan de operateske aanpak maar dankzij de heldere, geestige tekst, de afwisselende muziek en de goede synergie tussen acteurs en zangers lukt dat snel genoeg. Geschoolde zangers Nienke Nasserian Nillesen (Griet) en Arnout Lems (vader) staan naast geroutineerde acteurs als Jan-Paul Buijs (Hans) en Rop Verheijen (moeder); waar dat verschil in De Toverfluit nog wel opviel, combineren zangers en acteurs hier moeiteloos beide rollen.
Achter het benauwde flatje zien we dan in het donker al wat vage figuren rondscharrelen. Het zijn onder meer de vadsige PatatDuif (tevens de Verteller, mooie rol van Carl Refos), een Wolfje en een prachtige Nachtvlinder die de stad bevolken. Op aandringen van zijn ouders gaat de bange Hans zijn zusje achterna. Op een stuk of tien hoog opgehangen monitoren zien we nachtelijke beelden van de stad – in elke stad waar de voorstelling speelt worden eigen stadsbeelden vertoond – in een ruimtelijk decor (decor- en video-ontwerp Marloes en Wikke). Het ziet er prachtig uit en vooral de kostuums (Jorine van Beek) zijn een lust voor het oog.
Een (lokaal) kinderkoor zorgt voor de grootste ontroering in de zaal vol ouders, broertjes en zusjes die de première bijwonen. Ze ondersteunen de nachtdieren met hun lied: ‘Verdriet bestaat hier niet/ er zijn geen zorgen voor morgen’. Het is een mooi, poëtisch intermezzo.
Echt gezellig is het nou ook weer niet in die grote stad want als Hans en Griet wakker worden, zijn hun kleren gestolen. In ondergoed, met een halve vuilniszak om, lopen ze verder. Hans probeert haar over te halen om terug te gaan naar huis, maar Griet wil echt niet. De voorstelling zit vol geestige details, zoals de kruimels die Hans strooit uit een zak paprikachips, en die hier nergens op slaan.
Uiteindelijk komen ze in een Snoeppaleis terecht waar de toverballen zo groot zijn als een skippybal, maar ook al snel die beroemde woorden klinken: ‘Knibbel knabbel knuistje, wie knabbelt er aan mijn huisje’. Jawel, het is de heks. Alleen geen lelijke toverkol deze keer, maar een beeldschone, supersexy vrouw (sopraan Laura Bohn). Hoe het afloopt, zal ik hier niet verklappen, maar met Griet komt het helemaal goed. In feite is het een ‘coming-of-age’- verhaal: ‘Wees wie je bent en niemand anders’, concludeert de Duif, een boodschap die goed aansluit bij de heersende filosofie: kies voor jezelf, ga voor de vrijheid! Erg leuk dat de voorstelling eindigt met een knipoog naar het cliché van de heks dat net onderuit is gehaald: Griet vertrekt op een bezem!
Ten slotte nog een kanttekening. Zeker voor Grietjes (en deze Griet is dat verkleinwoordje terecht helemaal ontgroeid) is dat belangrijk, maar toch…. Is het niet eens tijd om ook aandacht aan de jongetjes te besteden? Inmiddels wordt er in kinderboeken en theatervoorstellingen al tientallen jaren ruimschoots aandacht besteed aan de emancipatie van de meisjes – er schijnt zelfs al sprake te zijn van een over-assertieve generatie – maar die arme jongens worden aan hun lot overgelaten. Deze Hans (met verve gespeeld door Buijs, daar niet van) is weliswaar onuitstaanbaar, egoïstisch en laf, maar dat hij in de voorstelling weer terug moet keren naar dat vreselijke eenkamerflatje met die vadsige dronkenlap en die afschuwelijk zelfzuchtige moeder is wel heel sneu. Lieve theatermakers: mag er voor hem de volgende keer ook iets bedacht worden?
Foto: Sanne Peper