Na onder meer Lulu en Alice neemt Abattoir Fermé opnieuw een beroemd personage onder handen. In bewerking en regie van Stef Lernous vinden we Hamlet aan een tafeltje in een smoezelig bruin café, waar hij moet toezien hoe in een andere hoek zijn moeder flikflooit met een nieuwe man, het graf van zijn vader nog nauwelijks gedicht.

De kroeg waar deze Hamlet zich afspeelt ademt de sfeer van de beroemde foto’s die Anders Petersen eind jaren zestig maakte in Café Lehmitz, bevolkt door stamgasten die elkaar enkel in beschonken toestand herkennen. Met vloeren plakkend van het bier en muren doortrokken van sigarettenrook. Waar gekust en gegraaid wordt, gevochten en gedanst. En waar als de nacht lang genoeg is (en dat is hij altijd), hier een shirt omhoog gaat en daar een broek omlaag. Een kroeg waar elke avond een herhaling lijkt van de vorige. Iets wat hier ook wordt gesuggereerd.

In dat café zit Hamlet (Stefaan Degand) eenzaam aan een tafeltje, op afstand van de anderen. Horatio komt zo nu en dan een praatje maken, zich onderwijl nog een koffie inschenkend of Hamlets aansteker lenend om de zoveelste sigaret op te steken. Het is het soort vriendschap die staat of valt bij een bepaald alcoholpromillage en het halfduister binnen de kroegmuren. Achter de houten toog staat Ophelia glazen te wassen als ze niet probeert zichzelf in het spoelwater te verdrinken, omdat Hamlet haar niet ziet staan (of dat althans veinst).

Het is een setting waar Abattoir Fermé wel raad mee weet. De alcohol vloeit nog net niet in de hoeveelheden van hun vorige, succesvolle productie Buko, maar dat wordt aangevuld met frieten, koffie en bloed. Wat de voorstellingen gemeen hebben, is dat ze van mij wel een tikje grimmiger hadden gemogen. Soms wordt het wel erg kolderiek. En het groteske acteren, vol tics en poses, houdt ons op afstand van de interne conflicten van de personages.

Dat heeft deels ook te maken met de herinterpretatie die Stef Lernous en de zijnen aan Hamlet geven. Lernous bewerkte het stuk flink en zette er vooral het mes in. Hamlet is hier minder de eindeloos filosoferende tobber dan bij Shakespeare. Dat de beroemdste zin in het stuk hier is bewerkt naar ‘doen ik het of doen ik het niet?’, is cruciaal. Dit is een Hamlet die minder bezig is met de zin van wraak of de consequenties van handelen, maar zich voornamelijk afvraagt op welk moment en hoe hij moet handelen.

Er worden prachtige beelden gecreëerd, zoals wanneer de acteurs synchroon heen en weer staan te wiegen, de gezichten wit-bepoederd, de kleding rood-besmeurd. Als de trage zombies uit een George A. Romero-film. En er zijn scènes waarin het kolderieke perfect werkt. Zo is de liefdesbetuiging van Ophelia aan Hamlet – een karaokeversie van Paradise by the Dashboard Light – natuurlijk ontzettend flauw, maar door de complete overtuiging die Hanne Timmermans erin legt toch ook oprecht ontroerend. Iets wat me verbaasde, temeer omdat er weinig nummers zijn die ik zo hartstochtelijk haat.

Het idee om Hamlet minder hoofd en meer lichaam te maken is interessant, vooral wanneer je een acteur met het fysiek van Degand hebt, met dat torso dat net te groot lijkt voor de benen die hem moeten dragen. Alsof al zijn woede en pijn zich daar heeft opgekropt, een weg naar buiten zoekend. Maar er gebeurt te veel rond hem, om dat idee voldoende ruimte te geven. Zo is Hamlet een voorstelling van sterke vondsten en memorabele beelden, die geen moment verveelt, maar wel net rond de kern blijft drinken draaien.

Foto: Sofie Jaspers


‘Een onvoorstelbare klucht die steekt’, met veel toneelbloed in een marginale setting. Verdeelde toeschouwers in Geel en Kortrijk over Hamlet van Abattoir Fermé, met Imke Vannuffelen en Daan Borloo als biechtafnemers in De Biechtstoel van de Zendelingen.