Jeugdtheatergezelschappen kunnen niet alleen hun reguliere voorstellingen niet spelen, ook de vele schoolvoorstellingen gaan de komende weken niet door. Voor alle kinderen die nu noodgedwongen thuisonderwijs krijgen én hun ouders deelt Theaterkrant links naar online voorstellingen, gekoppeld aan een of meerdere lesthema’s. Vandaag: Hallo familie. (meer…)
Zoals een begrafenis weleens uitloopt op een feestje, eindigt het requiem voor onze planeet bij Theater Artemis met een hele-hele-hele-hele lange optocht. De vraag is of die in paradisum zal leiden, of domweg de afgrond in. In Hallo Dampkring maken de kinderen van Terschelling die urgentie tastbaar.
Kinderen op scène brengen is risky business. In dans gebeurt het de laatste jaren steeds vaker – denk aan de voorstellingen van kabinet K of Ugo Dehaes – maar dan vooral omdat veel choreografen voorbij de vereisten van virtuositeit, de schoonheid hebben ontdekt van ‘imperfecte’ lichamen, die ondanks hun ongeschooldheid vaak verrassend veel kunnen. Zo worden die jonge lijven dan ook ingezet: als volwaardige dansers. Voor een regisseur die zich van taal wil bedienen is de valkuil groter. De ongemakkelijke houterigheid van zelfs maar minimaal geregisseerde tekstzegging ontaardt snel in een gekunsteld versje voor een schoolrevue. Voor het schattigheidseffect zijn de meeste regisseurs als de dood.
Behalve dan Liesbeth Swings en Jetse Batelaan. Zij gaan voor snoezigheid, voor kleine blonde Friese meisjes met vlechtjes, voor grote opengesperde ogen, voor hoge en wat vals zingende stemmetjes, voor de accidentele eueueuhs. Voor het appel van een kind dat al zijn troeven uitspeelt, en donders goed weet dat het dat doet. Want in Hallo Dampkring, een project van Swings met Batelaan op eindregie, willen de kinderen iets van de volwassenen. Ze willen nogal wat, zelfs. Ze eisen hun toekomst terug. Swings ging praten met de kinderen van Terschelling over de klimaatverandering, en liet de teksten van die gesprekken op muziek zetten door componist Keimpe de Jong. Het mooie is dat Hallo Dampkring geen eenrichtingssalvo van verwijten is richting de tribune, maar een gezongen liturgie. En we vergaten bijna dat zo’n misviering een dialoog is tussen een voorganger en een gemeenschap.
Een dialoog die verloopt volgens vaste regels, dat wel, en ook in Hallo Dampkring bepaalt een groot verkeerslicht de timing: zolang het op rood staat, zijn de kinderen aan zet en zang. Van zodra het licht op groen springt, mogen de volwassenen op de tribune uit het tekstboekje terugzingen. Het ave is een soort introducerende oefening van het systeem. De zes kinderen, gekleed in de outfit van wat ze in de toekomst willen worden (voetballer, ruiter, mechanicien) komen tot vlak voor de tribune staan en zwaaien vrolijk naar het publiek: ‘Hallo!’ Het gebaar is zo ontwapenend dat zelfs de knorrigste misantroop in weerwil van zichzelf terugzwaait. Zo’n twintig keer tikken de ‘Hallo’s’ over en weer en ze banen het pad, want hier wordt contact gemaakt, écht contact, en dat gevoel van direct te worden aangesproken gaat de hele voorstelling niet meer weg.
We worden als volwassenen niet alleen aangesproken, we worden aangesproken op onze verantwoordelijkheid, of preciezer: op ons gebrek daaraan. De kinderen parodiëren ons, neen, ze laten ons onszelf parodiëren. Zoals in het Kyrie Eleison, waar ze smeken: ‘Kunnen jullie geen toespraak geven? Kunnen jullie geen boete geven?’ En wij: ‘Mwaah, mwaah, mwaah.’ Of tijdens het dies irae: ‘Eigenlijk zijn wij wel een klein beetje boos’ en wij: ‘Shhhht, stil maar.’ We worden zelf de personages die onze ontkenning, ons gebrek aan initiatief, onze lamlendige excuses vertolken – en dat is behalve grappig ook slim, want de onmiddellijke herkenning met onszelf vertelt dat het waar is. ‘Met het vliegtuig op vakantie geweest’ bekent een toeschouwer die tijdens het mea culpa (Batelaan voegt ook fictieve delen aan het requiem toe) uit het publiek is gehaald, waarna hij door de kinderen met onkruidverdlgers wordt ‘gereinigd’. De tribune joelt, maar we weten dat we de volgende aan de beurt kunnen zijn, en terecht.
Het grootste probleem rond de klimaatproblematiek is dat die te groot is, te alomvattend, waardoor mensen verlamd raken, ook al beseffen ze wel degelijk de urgentie. Wat Hallo Dampkring doet is deze grootsheid verkleinen tot mensenmaat, de abstractie concretiseren. Het gaat niet over verre generaties, maar over de kinderen die we nu voor ons zien staan. Het is niet een of andere klimaatwetenschapper die aan de alarmbel trekt, maar we worden per direct aangesproken, door ons eigen nageslacht. Het gaat niet om vage ‘bilaterale intenties’, maar om tegen je vrienden zeggen dat ze met de fiets moeten gaan. Als de klimaatverandering in deze tijden van post-facts voor sommigen een onzinnige religie is, dan brengen deze kinderen dat ‘geloof’ terug tot behapbare feiten, die vragen om directe actie. Omdat iets doen altijd beter is dan niets doen.
Om tot die sense of urgency te komen, zetten Swings en Batelaan ongegeneerd in op schuldgevoel en sentiment. Op zich is dat openlijke effectbejag ook al een kritische sneer richting platgemediatiseerde wereld, waarin extreme gruwelbeelden en kinderen de laatste topics lijken te zijn die enigszins raken – of liefst de combinatie van beide, denk aan Aylan. Tegelijkertijd klopt het inhoudelijk dat de kinderen de enige mogelijke voorzangers zijn in dit requiem – het gaat om hen, en zoals ze zelf zeggen ‘Jullie gaan toch eerder dood’. Wat Hallo Dampkring aankaart is niet nieuw – al is het raar om een onderwerp als de ondergang van de planeet af te doen als ‘oud nieuws’ – maar Theater Artemis heeft een vorm gevonden die zo fris en direct is dat de boodschap (opnieuw) aankomt. Al is het maar voor even.
Foto: Moon Saris