De Stadsschouwburg Amsterdam en Toneelgroep Amsterdam willen één gezamenlijk huis gaan vormen, ‘een pluriform, maatschappelijk betrokken en toonaangevende plek voor eigentijds nationaal en internationaal theater en dans’. (meer…)
Als een reusachtige roos van vlees liggen 35 naakte performers op de grond, hoofd tegen ander hoofd, voeten tegen elkaar, schouders tegen dijen, hoofd op iemands buik. De toeschouwers staan eromheen, lopen rond deze rozet van blote lichamen. Het enige stukje stof dat sommige performers dragen is een mondkapje.
Verder is iedereen geheel ongekleed, jong en oud, man of vrouw, van alle leeftijden en nationaliteiten. Zelfs een vrouw in een rolstoel met verlamde benen is onderdeel van Habitat/Amsterdam van de Oostenrijkse choreograaf Doris Uhlich. De lichamen vibreren, trillen, dansen, zwiepen, benen worden gespreid, het is een hedendaagse Tuin der Lusten van Jheronimus Bosch. Volgens Uhlich is haar choreografie een ‘loflied op het naakte lichaam’ en de theaterzaal waar het zich afspeelt een ‘utopische plek’.
Het is knap van de performers dat hun naaktheid geen enkele belemmering is welke dansbeweging dan ook te maken. Als toeschouwer word je gedwongen tot het stellen van vragen. Is dit een provocatie of juist een eerbetoon aan het blote lichaam? Is dit erotiek? De vibrerende bewegingen van vrouwen geknield op de vloer grenzen aan pornografie, maar dat is het niet. Wij, de toeschouwers, ondervinden schaamte om te kijken naar al dat bloot, kronkelend en zwetend vlak voor je voeten.
Het publiek loopt tussen de dansers door, opeens gaat een van hen vlak naast je liggen of duwt zijn of haar lichaam al fel heen en weer bewegend tegen een van de zuilen van Frascati 1. Op de grond blijven natte plekken van het zweet achter. De invalide vrouw die in en uit haar rolstoel kruipt, met krachteloze benen, doet je huiveren, maar is dat allemaal terecht? Schoonheidsidealen van slank en jong, waar de reclamewereld ons murw mee slaat, veegt Uhlich in een keer van tafel: sommige dansers zijn diep in de zestig of zeventig, met een door leeftijd getekend lichaam.
De groepschoreografie wordt voortgestuwd door elektronische klanken van de ook al naakte DJ Boris Kopeinig. Technobeats transformeren de zaal tot een naaktdisco. De dramatisch opbouw is opmerkelijk, en daarmee overstijgt Habitat/Amsterdam de simpele provocatie. Eerst bewegen de performers zich vrijelijk door de ruimte, soms slaat de hitte van dat ene lijf zomaar op jouw gezicht, zo nabij is het vaak. Dan bewegen ze zich naar de galerijen van Frascati en opeens nemen ze plaats op de stoelen van de tribune: daar zit als het ware een naakt publiek dat kijkt naar de bezoekers op de speelvloer.
De muziek gaat in golfbewegingen van extreem luid en ritmisch tot verstild. De ‘habitat’ uit de titel, dat letterlijk ‘leefomgeving’ betekent, is de vrijplaats voor onbeschroomde blootheid. Uhlich bracht de voorstelling in Wenen in samenwerking met Tanzquartier Wien. Daar maakte ze ook een Covid-19 versie met de naakte lichamen bedekt door plastic. Het was haar directe antwoord op de gevolgen van de coronacrisis, waarin er een groot taboe rust op lichamelijke intimiteit en nabijheid van de ander. Mondkapjes en afstand deden ons zelfs vrezen voor de ander.
In elke stad werkt Uhlich met nieuwe performers, zo ook in Amsterdam, vandaar de titel Habitat/Amsterdam. Een performance vol intimiteit als deze bijwonen is óók een nieuwe ervaring voor het publiek. De traditionele afstand tussen zaal en podium is opgeheven, soms kijken de naakte dansers je recht in de ogen en doorbreken met hun dichtbijheid je comfortzone. Tegen het einde neemt de technobeat in tempo toe, de performers gooien de armen de hoogte in en heel de speelvloer lijkt een uitzinnige vrijheidsdans, een roes van zwaaiende armen en dansende lichamen.
Opvallend is dat er eigenlijk geen band ontstaat tussen het tegen de koude aangeklede publiek en de performers met hun kwetsbare huid. Niemand danste mee, niemand zocht enige vorm van toenadering ondanks de vaak uitnodigende uitvoerenden. Is het dan toch iets van schaamte en onwennigheid dat de toeschouwer daarvan weerhoudt? Want dat is de paradox die aan het denken zet: zoveel intimiteit vlak om je heen en tegelijk creëert de toeschouwer zelf zoveel afstand.
Foto: Habitat / Halle e, Eva Wuerdinger