Schoft van Kommil Foo prikkelt de verbeelding en roept interessante vragen op ****
Een Vlaams rijmloos liefdesgedicht van ruim anderhalf uur lijkt misschien wat aan de lange kant. Maar niet als het gedicht wordt gedeclameerd, gezongen en gedanst door Raf en Mich Walschaerts. De ietwat krakerige zangstem van de behoorlijk verkouden Raf maakte de avond na de première nog een extra vleugje ontroerender.
Grind is een liefdevolle familiekroniek van drie generaties, maar Raf en Mich hebben het vooral over hun ouders, die in de herfst van hun leven zijn beland. Zelfs aan het eind van dat jaargetijde, want vader moet door de zoon er wel aan herinnerd worden dat je een filter nodig hebt om de koffie te bereiden. Raf zingt dat de zoon nu de vader is geworden en de vader een hulpbehoevende zoon. Prachtig lied. Muzikaal kun je die twee multi-instrumentalisten wel om een boodschap sturen.
Net als in de bewierookte voorstelling Schoft uit 2016, waarin Mich binnen een paar minuten van baby naar stervende bejaarde transformeert, wordt nu aan het begin van Grind het leven van de vader van vierjarig jochie, dat na een ruzie met zijn broertje een bebloed voorhoofd oploopt, tot bejaarde bezongen. De cirkel van het leven is een beproefd thema van Kommil Foo. Dat bebloede voorhoofd zal de voorstelling zowel beklemmend als troostrijk afronden.
Het spektakel spat niet echt van de hoofdpersonen in deze familiesaga, die ‘hinkstap-strompelend door de dagen gaan’. Of het zou om de gokverslaafde opa moeten gaan, maar zelfs in die man zit nog iets klein vertederends. En ook de woede-uitbarsting van de geliefde van Mich in een chic Gents restaurant krijgt een geestig fluwelen randje. Moeder is vooral zwijgzaam, maar ziet en voelt wel alles wat er in het gezinsleven omgaat. Veel rust dus in deze bijna meditatieve topper in het toch al glorierijke oeuvre van Kommil Foo. De lieflijke details en het zuivere spel van de broers (prachtig hoe ze moeizaam als hoogbejaarden door de kamer schuifelen) maken Grind tot een bloedmooie voorstelling.
De show is gebouwd op een dikke laag melancholie en liefdessentiment, zonder ook maar één moment te vervallen in een vervelend soft of slijmerig sfeertje. Daarvoor hebben de twee mannen genoeg relativeringsvermogen en hebben ze ook een bescheiden portie onbekommerde lol toegevoegd, die een enkele keer uitloopt op sprankelende slapstick.
Je maakt deze recensent niet blij als hij tot collectieve publieksparticipatie wordt gedwongen, maar je kunt alleen maar vrolijk worden van de manier waarop Kommil Foo de zaal naar een uitbundige rol in het verhaal weet mee te slepen.
Foto: Jaap Reedijk