Een voor een komen ze op, vier koppels. Telkens man en vrouw, die letterlijk aan elkaar hangen. Onder de vrolijke noten van een vervlogen Frans chanson van Charles Aznavour en in een ruimte die als een trapezium afgebakend is door drie grote witte wandgordijnen. De acht mensen zijn op blote voeten. Ze dragen een broek in verschillende kleuren, de mannen met bloot bovenlijf, de vrouwen in eenzelfde grijze sportbeha.
Elk koppel danst en beweegt alleen als een duet. De man en de vrouw draaien om elkaar heen, ze lopen op handen en voeten, als kruiwagen gaan ze over de vloer. Ze hangen in elkaars armen, in elkaars nekken, in elkaars benen. De koppels dragen elkaar; de ene keer gaan de vrouwen de lucht in, een zeldzame keer ook de man. Het zijn koppels waarvan man en vrouw elkaar uitdagen, soms teder en strelend, een enkele keer agressief, maar steeds verbeten.
Het is eenzelfde soort verbetenheid die ook van de acht vrouwen uit Women (2011, geselecteerd voor het Theaterfestival) straalde. Acht oudere danseressen tussen dertig en zestig jaar wilden laten zien waartoe ze (nog) in staat waren. Ze ademden zwaar, hardnekkig zochten ze de grenzen van hun lichamen en van hun dansen, krachtig gingen ze op zoek naar hun fysieke vrijheid en trots. Grafted draagt ook Couple-like in zich (2006), waarin een man en vrouw naar elkaar zoeken. In omhelzingen, worstelingen en acrobatische beklemmingen zoeken ze naar wegen om een koppel te zijn, of toch op zijn minst te lijken. Een zoektocht van twee mensen naar één-zijn.
Elk paar in Grafted vormt een hecht koppel, en dat willen ze zo houden. ‘Grafted’ betekent ‘geënt’. De mannen en vrouwen van deze koppels zijn inderdaad op elkaar geënt, ze blijven verbonden. Zelden laten ze elkaar los, steeds blijven ze heel dicht in de buurt van elkaar, ze verliezen elkaar niet uit het oog, hun lichamen blijven onafscheidelijk. Af en toe bekijken de koppels elkaar wel en geven ze even fysiek commentaar, om dan weer snel over te gaan in hun bezigheden als paar. Ugo Dehaes zet hier danskoppels op de scène die al jaren als paar dansen en ook in het echt een stel vormen. Je ziet vier duo’s die elkaar ook als koppel uitdagen, om de zwaartekracht te overwinnen. Maar waar is het vijfde stel waarvan op de flyer sprake is?
Dat zien we pas in het middenstuk. Niet als koppel samen, maar apart. Plots horen we holle, echoënde, ritmische klanken, die steeds meer aanzwellen. Het volle licht valt weg en op de drie wanden zien we projecties van kleurvlakken en lijnen die bewegen, langzaam en heftig in allerlei richtingen. Patronen die in en uit elkaar vloeien, met steeds de zwarte kronkelende schaduw van één dansende figuur in het midden. Haar lichaam heeft iets onnatuurlijks aan zich gekleefd. Een bochel, een uitstulping? De danseres verdwijnt achter een doek, komt weer op met een gezwel meer op haar lichaam. Dat herhaalt zich, steeds met een nieuwe enting van iets vreemds op haar lijf.
Het is niet steeds dezelfde danseres. De ene keer heeft ze blond haar, dan zwart. Het vijfde koppel: zijn ze gescheiden van elkaar? Of zijn ze elkaars verlengde, zijn ze zo één geworden dat het moeite kost om ze uit elkaar te houden? Dan verdwijnen een voor een de vreemde uitwassen van het lichaam. Zo plots als de beelden en klanken opdoken, zo plots is het weer stil en verdwijnt de vrouw helemaal. Heel dit hypnotiserende, optische middenstuk verwijst op zijn beurt naar nog een ander werk van Dehaes: Forces (2009), waarin hij speelt met wetten uit de fysica en optica.
De vier koppels zijn er weer, alle dragen ze nu een t-shirt. Hun drang om bij elkaar te blijven is nog even sterk en heftig als voor het middenstuk, maar ze laten elkaar nu al eens los. Ze zijn niet meer zo aan elkaar geklampt. Maar dat ze een koppel willen blijven staat buiten kijf. Dat gaat niet altijd gemakkelijk, maar ze drukken dat in hun inventief spel van bewegingen en houdingen en met een zinnelijke geladenheid heel sterk uit. Daarvoor gaan ze er heftig tegen aan, overtuigend mooi en beklijvend.
Foto: Joeri Thiry