Ze zou op wereldreis gaan misschien, om te beginnen naar Italië, op de motor. En naakt zwemmen in een baai en spaghetti leren eten en nog veel meer. De jonge prinses Wilhelmina vertelt haar geheime wensen aan Kwadjo, een gewone jongen uit Suriname. Maar wat zou hij eigenlijk willen? (meer…)
Onder in het flatgebouw, naast de avondwinkel, zit Thais-Chinees-Vietnamees wokrestaurant De Gouden Draak. Vanuit de warme, kleine keuken, onzichtbaar voor de gasten, verzorgt een groep koks van diverse komaf de nummer 11 met mie en de nummer 6 extra pittig. In de appartementen daarboven leiden de bewoners hun geprivilegieerde levens, waarin ze zich bezighouden met hun relaties, hun werk of de problematiek van het ouder worden. Beneden komen ze aan zulke overpeinzingen niet toe, want er komt weer een nieuwe order door.
De Duitse toneelschrijver Roland Schimmelpfennig vond voor zijn stuk De Gouden Draak in de keuken van het restaurant met dezelfde naam een metafoor voor de onzichtbare onderkant van de multiculturele samenleving. De onderkant die de bovenkant schoon en gevoederd houdt, zodat die zich kan bezighouden met zijn alledaagse probleempjes. Of die onderkant nou Thais, Vietnamees of Chinees is, het is alles eender, zolang het eten maar doorkomt. Want wie hier blijven wil, moet wel gewoon werken voor zijn centen.
In de enscenering van Casper Vandeputte bij het Nationale Toneel is de keuken zo klein nog niet, maar vormt wel een enorme uitdragerij van blikken, traytjes bier, pannen, stukken plastic en goedkope Chinese knipperlampjes. Het enige wat grappig genoeg vrijwel lijkt de ontbreken is eten, al staat er wel de hele voorstelling een pan soep op het vuur. Dat eten moeten we er dus maar bij bedenken. Net zoals de appartementen boven de keuken bestaan uit wat de fantasie van de toeschouwer ervan maakt, aangewakkerd door wat de vijf koks ons qua tekst voorschotelen.
In die keuken lijken de vijf koks namelijk de wereld buiten hun keukentje vindingrijk te reconstrueren met al het keukengerei dat ze voor handen hebben. Of die wereld wel bestaat, weten we niet zeker. We moeten afgaan op wat die koks ons vertellen over de man met het gestreepte shirt en zijn vriendin in de mooie jurk, het jonge stel of de samenwonende stewardessen. In korte, snelle, strak gemonteerde scènes springen we van appartement naar keuken, van avondwinkel naar appartement.
Die reconstructie van de koks van de wereld daarbuiten zou een sterke vondst kunnen zijn, omdat daarmee het perspectief op de postkoloniale verhouding tussen West en Oost, tussen onderklasse en bovenklasse een kwartslag wordt gedraaid. Wat er in die appartementen gebeurt is dan vooral wat de koks denken dat er gebeurt, of waarnaar zij wellicht verlangen als ze niet zo druk zouden zijn met koken en de rottende tand van hun collega.
Maar regisseur Vandeputte krijgt de voorstelling niet helemaal scherpgesteld op die thematiek. Daarvoor wordt de vondst van de reconstructie niet zorgvuldig genoeg uitgewerkt: kijken we nou steeds naar de acteurs die voortdurend van personage wisselen of zijn het toch de koks? Dat verschil maakt immers behoorlijk veel uit voor de betekenis van de voorstelling. Doordat die scherpte mist, verdwijnt ook de relevantie van de thematiek naar de achtergrond, terwijl de verhouding tussen vluchtelingen en autochtonen, tussen haves en have-nots toch een zeer actueel onderwerp is.
Wat daarin ook niet helpt, is de roomblanke cast (met uitzondering van Werner Kolf), die, hoe goed ze ook speelt, nauwelijks een afspiegeling is van de samenleving waarover Schimmelpfennig het wil hebben. In de tekst gaat het daar wel over, op het toneel zien we er niets van terug. Slechts op een moment krijgt de voorstelling een scherp randje, omdat het ineens wel over onze samenleving gaat en over de mechanismen en de bijbehorende spanningen die er in een multiculturele samenleving nou eenmaal zijn. De man in het gestreepte overhemd (Anniek Pheifer) legt de Aziatische serveerster (Werner Kolf) alsof ze een kind van tien is uit wat hij allemaal van China weet. Juist omdat nu net deze acteurs van verschillende komaf zijn, gaat de paternalistische houding van Pheifers personage plots ook over de moeizame verhouding van Nederland met zijn koloniale verleden. Dan wordt de thematiek van Schimmelpfennig ineens op een schurende manier een thematiek die ons hier in Nederland zeer specifiek raakt.
Een zorgvuldiger benadering van die multiculturele thematiek had, kortom, van De Gouden Draak een onontkoombare voorstelling over het hier en nu kunnen maken. Nu rest toch vooral een goed gespeelde, maar ongevaarlijke voorstelling over onzichtbare mensen die, ook na een avond toneel, onbekenden voor ons zijn gebleven.
Foto: Kurt Van der Elst