‘Maar wat krijg ik ervoor terug?’ Dat antwoordde de rijke ondernemer aan wie theatermaker Greg Nottrot vroeg te investeren in zijn project, en die vraag speelt ook bij het Oerol-publiek aan wie hij dezelfde simpele, maar ongemakkelijke vraag voorlegt: ‘Mag ik geld?’ In Goed goud geld zoekt Het NUT ‘overtollig kapitaal’: geld waar toch niets mee gebeurt en dat daarom net zo goed kan reizen. (meer…)
Sinds de première in 2012 is Goud! van Leonard Evers al tientallen malen uitgevoerd. Vooral in Duitstalige landen, maar inmiddels is het libretto ook in het Zweeds, Engels en Frans vertaald. Het verhaal van een arm gezin dat dankzij een magische vis alles kan krijgen wat zijn hartje begeert en uiteindelijk verdrinkt in zijn eigen hebzucht is universeel. Met korte, heldere zinnen maakt Flora Verbrugge de thematiek voor kinderen vanaf vijf jaar invoelbaar. De muziek van Leonard Evers is al even aansprekend en beeldend.
Flora Verbrugge baseerde haar tekst op het sprookje De visser en zijn vrouw van de gebroeders Grimm, maar voegde daar een personage aan toe: hun zoontje Jakob. Zij plaatst het kind centraal, dat eenzaam, met slechts één slagwerker, op het podium staat. Een indrukwekkend arsenaal aan percussie-instrumenten fungeert tevens als decor, met een strategisch opgehangen bekken dat eruit ziet als de maan.
Jakob wordt prachtig vertolkt door de mezzosopraan Vera Fiselier. Zij tekent ook voor de rol van verteller en beeldt bovendien de teksten van de vis en haar vader en moeder uit, met een bewonderenswaardig gevarieerde mimiek en lichaamstaal. Haar pure stem past goed bij de onschuld van het door zijn ouders gemanipuleerde kind.
De interactie tussen Fiselier en slagwerker Laura Trompetter is aanstekelijk. Met speelse patroontjes op de marimba, mysterieus getinkel van chimes, dramatische roffels op de snaredrum en onheilspellend aanzwellende klanken van het cimbaal vertelt zij mede het verhaal. Een enkele keer dubbelt zij zelfs de tekst van Fiselier.
Goud! opent met Jakob, die op blote voeten, in een juten broek bij de zee staat. Met armgebaren en wriemelende vingers verbeeldt Fiselier de golven en het rimpelende water, terwijl ze met sisgeluiden het geluid van de branding verklankt. Normaal gesproken wordt het jonge publiek uitgenodigd mee te doen, maar of kleuters zich achter hun schermen mengen in de voorstelling is voor overige kijkers niet in te schatten.
Jakob slaat een vis aan de haak, die zich hevig verzet en het jongetje bijna de zee insleurt, alvorens hij toch wordt opgehengeld. Hij smeekt Jakob hem te laten gaan: ‘Gooi me terug in zee en laat me leven, alles wat je wenst zal ik je geven.’ Het is een ontroerende moment: Fiselier verwoordt zijn smeekbede met de typisch happende mondbewegingen waarmee vissen ademhalen.
Het jongetje is aanvankelijk zo overdonderd dat hij vergeet om een gunst te vragen, maar ’s nachts heeft hij koude voeten en besluit de vis om schoenen te vragen. Blootsvoets sluipt hij over het schelpenpad naar de zee – knerpende dissonanten van Trompetter, schokkerige hinkstapsprongetjes van Fiselier. ‘Hee, hee, visje in de zee…’ zingt Jakob en zijn poppy motiefje fungeert als rode draad door de hele voorstelling.
Hij vraagt de vis om schoenen, en floep, daar heeft Jakob een paar kekke gympen aan. En zo zal het voortaan telkens gaan. Zijn ouders vragen om een huisje en daar verschijnt het al – er klinkt een vrolijk walsje. Ze vinden hun huis te klein en er staat plots een kasteel; ze vragen om bedienden en komt er een auto met chauffeur. Ze krijgen zelfs zoveel personeel dat ze zich in de torenkamer moeten verschansen.
Telkens als Jakob de vis om nóg meer gunsten vraagt worden de baren woeliger, de lucht zwarter en de storm heviger. Fiseliers armen zwaaien hoger, haar rug kromt zich dieper, Trompetter trommelt woester op snaredrum en bekken. Hoewel de vis almaar dunner en zwakker wordt, krijgt de familie nooit genoeg en worden hun eisen steeds buitenissiger. Dat dit nooit goed kan aflopen is halverwege al wel duidelijk en ik kan me voorstellen dat een peuter zo langzamerhand is afgehaakt.
Maar het toneelbeeld is prachtig, met uittrekbare panelen die als pop-up nu eens de hut, dan weer het kasteel, de auto of het palmenstrand verbeelden. Uiteindelijk verplaatst de vis het gezin terug in zijn armzalige kuil onder de boom, waar ze tevreden hun lot omarmen. Al die luxe maakte hen ongelukkig, het zijn immers juist de kleine dingen die het doen: ze zijn gelukkig met elkaar. Ze gooien de vis terug in de nu weer kalme zee en tot besluit klinkt nog één keer het opgewekte walsje…
Foto: Tonnie van Gessel