‘Ik ken je niet en ik weet niet wie je bent en al helemaal niet hoe je heet’ wordt als een mantra herhaald in de sterkste scène van Götterdämmerung // Het Vernietigingsfeest van Arlon Luijten. En: ‘Overval me als een ramp.’ Wie aan het woord is, lijkt onduidelijk, evenmin tot wie deze woorden gericht zijn. (meer…)
Het is 3 oktober 2012. De binnenstad van Enschede is per auto nagenoeg onbereikbaar. ‘Ach ja, zegt de man van de benzinepomp laconiek, onze buren hebben een feestje, en daar speelt de middenstand hier aardig op in.’ Inderdaad, mijn agenda noemt 3 oktober de ‘Dag van de Eenwording’ in Duitsland en veel Duitsers vieren dat door massaal inkopen te doen in Nederland.
Ze gaan zo te zien niet naar het nieuwe Wilminktheater in het Muziekkwartier van Enschede om Götterdämmerung te zien, het vierde en laatste deel van de prestigieuze productie van de oer-Duitse Ring des Nibelungen van Richard Wagner. Toch biedt het Wilminktheater naast Nederlandse ook Duitse boventitels (een erg goed idee bij een Duitstalige voorstelling) en zit het theater boordevol met een uitzonderlijk enthousiast publiek.
De Britse operaregisseur, decor- en kostuumontwerper Antony McDonald plaatst deze opera, die oorspronkelijk Siegfrieds Tod had zullen heten, stijlvast in de jaren dertig, en ja, in Duitsland, ergens aan de Rijn bij Essen, maar het kan ook Berchtesgaden in de bergen van Zuid-Duitsland zijn. In elk geval zijn de dames gekapt en gekleed alsof ze zo op bezoek kunnen gaan bij Hitler, al komen ze nu niet verder dan de immense villa van de staalfamilie Krupp, die hier het geslacht van de familie Gibichungen huisvest: zoon Gunther, zijn zuster Gutrune en hun halfbroer Hagen. De vader van Hagen blijkt de gemene dwerg Alberich te zijn, een oude bekende uit voorgaande Ring-delen. Hij is er nog altijd op uit om, nu via zijn bastaardzoon, de ring terug te krijgen die hij ooit heeft gesmeed uit het goud dat hij van de Rijndochters heeft geroofd en dat hem op zijn beurt weer door oppergod Wodan en zijn trawanten was ontstolen om daar de bouw van het Walhalla van te kunnen betalen.
Regisseur McDonald weet niet zo goed raad met de mythische kant van het verhaal, maar is er goed in de handeling naar een dagelijkse werkelijkheid van tachtig jaar geleden te vertalen. Zo zijn de drie vrouwelijke Nornen uit het begin, die spinnen aan het touw van ons aller lot, drie deftige tantes geworden, die oude fotoboeken bekijken en daar ruzie over krijgen. De Gibichungen zijn een decadente familie die wel wat patjepeeërbloed van de stoere Siegfried zouden kunnen gebruiken. Toch heeft dit een nadeel: ook hier komen de twee draden in Wagners sage niet werkelijk bij elkaar. De liefdesrelaties tussen Gunther, Gutrune, Siegfried en Brünhilde lijken niet veel van doen te hebben met de roof van het goud en de vloek die dat over de wereld brengt. Aan het einde wordt het daardoor een opeenhoping van niet bij elkaar passende decorelementen en rekwisieten.
Toch is het een voorstelling op hoog niveau geworden. Het Gelders Orkest speelt wat het kan onder de lenige en levendige muzikale leiding van dirigent Ed Spanjaard. En er wordt bijzonder goed gezongen. Thomas Oliemans is als Gunther een overtuigende slapjanus, die op belangrijke momenten een bloedneus krijgt. De Duitse bas Renatus Mészár zet een uitzonderlijk sinistere Hagen neer en draagt daarmee voor een groot deel de handeling. En de Duitse sopraan Kirsten Blanck, die voor het eerst Brünhilde zingt, doet dat meer dan prachtig, met een tegelijk helder en warm stemgeluid. De Estlander Mati Turi oogt nogal rond voor een Siegfried, maar zou daarmee zeker niet misstaan in een programma als ‘De Sterkste Man van de Wereld’. Als heldentenor is hij zeker een kampioen.
Jammer genoeg is regisseur McDonald niet steeds aan de finesses van het spel toegekomen. Hij en Kirsten Blanck zijn er nog niet helemaal in geslaagd een overtuigende vorm te vinden voor het complexe personage van Brünhilde, een sterke vrouw die als zij verliefd is zich ook helemaal onderwerpt aan haar man Siegfried, die in haar woede, als zij zich verraden voelt, ook weer heel sterk reageert en die zich pas aan het einde meester weet te maken van haar eigen lot. Nu stond zij – en dat geldt ook voor sommige andere personages – wel eens erg traditioneel opera te zingen, in de teddyberenpositie, met licht gespreide armen. Dat neemt niet weg dat dit een zeer waardige afsluiting is van een belangrijke periode van de Nationale Reisopera, de periode van intendant Guus Mostart die eind van dit jaar afscheid neemt. Hij wordt opgevolgd door zijn adjunct Nicolas Mansfield die het vanaf 1 januari 2013 door de bezuinigingen met veel minder geld zal moeten zien te rooien.
Het grote Ring-project van de Reisopera had het komende seizoen eigenlijk moeten uitmonden in een reeks opvoeringen van de integrale tetralogie, maar dat is nu om financiële redenen onhaalbaar. Toch loopt het hele project gelukkig niet helemaal met een sisser af. Er is een betaalbare noodoplossing gevonden: van alle vier de opera’s is een bluray-filmregistratie gemaakt, en die zal in bioscopen in het hele land en op BravaNL worden vertoond. En de Reisopera belooft met een nieuwe productie van Tristan und Isolde toch nog een illustere live-bijdrage te leveren aan Wagners tweehonderdste geboortejaar in 2013.
Mede-auteur: Frits van der Waa
(foto: Marco Borggreve)