‘Ik ken je niet en ik weet niet wie je bent en al helemaal niet hoe je heet’ wordt als een mantra herhaald in de sterkste scène van Götterdämmerung // Het Vernietigingsfeest van Arlon Luijten. En: ‘Overval me als een ramp.’ Wie aan het woord is, lijkt onduidelijk, evenmin tot wie deze woorden gericht zijn. (meer…)
Gejuich in overtreffende trap vulde het Amsterdamse Muziektheater na afloop van Wagners Götterdämmerung. Dirigent Hartmut Haenchen werd bedoven onder applaus. Terecht want onder zijn leiding groeide het vierde deel uit Wagners Ring-cyclus uit tot een zeldzaam muzikaal hoogtepunt.
Deze prachtige Ring-enscenering van regisseur Pierre Audi uit 1998 is uitgegroeid tot het visitekaartje van De Nederlandse Opera. Het is even klassiek als tijdloos, even modern als traditioneel. Volgend jaar beleeft de gehele Ring nog een allerlaatste reprise. Een must voor elke operaliefhebber, want deze Ring (of in elk geval een deel ervan) moet je gezien en gehoord hebben!
Een waanzinnige constructie van staal en glas vormt het decor en het podium is met een cirkelvormige houten ring (de stam van de levensboom uit het Ring-verhaal) uitgebouwd. Die uitbouw was in 1998 al spectaculair en is dat nog steeds. Dichterbij het publiek kun je als zanger namelijk niet komen. Hagen, Brünnhilde en Siegfried: ze stonden bijna letterlijk op de neus van het publiek te zingen, wat de voorstelling een grote mate van directheid gaf. Maar Audi’s Götterdämmerung is ook heel intiem. Het is bijna een familiedrama waarin de karakters van de diverse personages met veel gevoel voor detail worden uitgelicht.
De apocalyptische ineenstorting van het godenrijk is bij menig regisseur goed voor een hoop spektakel. Niet bij Audi. Wotans speer klieft zich door een wand, een paar vuurbollen ontvlammen en achter op het podium wordt het Rijngoud zichtbaar. Een minimaler, maar tegelijkertijd sterker slot kun je je niet wensen.
Dankzij de perfecte regie, die soms behoorlijk abstracte proporties aanneemt, en de suggestieve kostumering valt alles perfect op zijn plek en zit je bijna vijf uur lang ademloos te genieten.
Stephen Gould was wederom een perfecte Siegfried, Catherine Foster schitterde als een Brünnhilde die zowel kwetsbaar als sterk kon zijn en Kurt Rydle maakte indruk met een soms wel zeer rauwe en dominante Hagen. Toch viel er op de vocale prestaties nog wel wat af te dingen. Bijna alle zangers hadden de neiging om continue hard te zingen. Daardoor ging op sommige momenten veel van de emotie verloren. En het trio Rijndochters wilde vocaal niet echt een eenheid worden.
Maar ach… wie zeurt daar nou nog over als je zo’n mooie meeslepende Wagner krijgt voorgeschoteld? Een Wagner met een perfect spelend Nederlands Philharmonisch Orkest en een al even indrukwekkend koor. Een Wagner om nooit meer te vergeten.