Zes acrobaten van een leeftijd die (ver) boven hun normaal geachte podiumleeftijdsgrens ligt, tonen hun kunsten, laten zien wat ze (nog) kunnen. De vaak geuite verwonderende vraag bij vertoning van acrobatische kunsten ‘hoe kunnen ze het toch?’ schuift nu naar de even retorische vraag ‘Hoe kunnen ze het nog?’ 

Zes acrobaten tussen de 53 en 67 jaar, die uit het oudere klassieke(re) circus stammen, zijn op de uitnodiging van choreograaf Piet Van Dycke ingegaan om samen een circusdansvoorstelling te maken. Als acrobatische kunsten ingebed zijn in dans, dan geeft dat een esthetische meerwaarde. De existentiële drang om zwaartekracht te overwinnen, om fysieke balans en uithoudingsvermogen uit te dagen, die drang wordt in een mengvorm van kunstdisciplines helderder, meer voelbaar. Van Dycke werkt graag met dansers en circusperformers en zijn Exit van vorig seizoen was daarvan een spectaculair resultaat.

Exit was gemaakt met jonge mensen. Nu zijn het oudere performers, acrobaten die al een tijd met podiumpensioen zijn. Eigenlijk worden ze als afgeschreven atleten beschouwd. Topsporters stoppen immers zo tussen hun dertigste en veertigste met intensief trainen. Oudere dansers krijgen de laatste jaren wel meer aandacht en een podium. En nu dus ook acrobaten. Twee seizoenen geleden zagen we Carrying my father van THERE THERE Company waarin vaders en zonen samen hun acrobatische kunsten opvoerden, wat tot een intieme voorstelling leidde. Bij Circumstances zijn alleen ouderen op de scène. En je ziet dat ze zich daar gelukkig bij voelen.

Het spelplezier straalt. Ze zouden nog zo veel meer willen doen, denk ik, maar er zijn toch fysieke leeftijdsgebonden grenzen.  De choreograaf zal hen in toom hebben moeten houden, al was het maar om de kansen op blessures tijdens optredens te verkleinen. Tussen acrobatische nummers (op de vloer, partneracrobatiek) zijn er kalmere momenten, dansante bewegingen, veel synchronische choreografieën, in vertraagd tempo, soms versneld, maar niet echt wervelend razend en extreem (zoals in Exit).

De voorstelling ‘laat zien tot wat de mens en het menselijk lichaam in staat is en daar staat duidelijk geen leeftijd op’, staat in de aankondiging. Dat klopt, maar ik voel me wel verplicht daarbij aan te vullen dat dat dan wel voor deze zes mensen op het podium geldt, maar zeker niet voor de gemiddelde mens, al dan niet op leeftijd (zoals ik). De vier mannen en twee vrouwen tonen met plezier én trots tot wat hun toenmalige perfecte lijven getransformeerd zijn en dat dat ook bewondering en verwondering kan oproepen.

Het zijn niet alleen hun acrobatische kunsten op de vloer, die ze individueel, in duo, of met hun zessen brengen, het zijn ook de opbouw en vormgeving van de voorstelling die fascineren. De voorstelling begint met een zwart-witschimmenspel. Wazige schaduwen tonen, als in een ouderwetse toverlantaarnshow, individuele poses. Dan breiden de tableaux vivants zich uit met twee of drie mensen, en komt steeds meer beweging in de taferelen. De acrobaten lijken zich nog ongezien te wanen, en oefenen wat. Dat groeit uit tot een spel van vergrotende en opslorpende schaduwen.

De zes performers staan voor het rode circusgordijn. Een volgspot, zo uit de circustent naar de schouwbug gehaald, wil hen in het licht zetten. Eerst proberen ze die nog te ontwijken. Ze bukken zich, schuiven en kruipen bij elkaar, maar uiteindelijk worden ze door het licht gevangen. En dan kunnen ze niet anders dan optreden. Al verhinderen ze nog even dat het publiek elkaars gymnastische poses kan zien, door een choreografie van schuivende, losgerukte en vallende pistegordijnen. Niet de acrobaten zullen wervelen, wel de gordijnen.

Uiteindelijk blijven de meeste gordijnen liggen en bouwen de zes performers – kwetsbaar – mensentorens met elkaar. Ze construeren mensenpiramides, lijvenheuvels. Als ze neerdalen, houden ze een rondedans, tekenen dansant samen symmetrische patronen met hun lijven. Ze blijven spelen, ze blijven van hun spel genieten. Een uur hebben ze kunnen schitteren, virtuoos en ook broos, om dan nog resterende gordijnen te laten vallen en voor een zilverkleurige glitterdoek te verdwijnen. Met bewondering en lichte ontroering hebben we kunnen vaststellen dat ze het nog kunnen.

Foto: Jostijn Ligtvoet Fotografie – repetitie