Tien jaar geleden had het moeten openen, het Nationaal Historisch Museum, locatie: Arnhem. Toneelgroep Oostpool uit die stad neemt met dat gevoelige onderwerp van destijds in de bagage deze zomer het podium van het Amsterdamse Bostheater over en drukt in Hollandsch Glorie verre van fijnzinnig op littekens van Neerlands’ verleden, heden én toekomst. (meer…)
Dit is een van de meest on-Paradeachtige voorstellingen van het reizende festival de Parade: Glorie, gemaakt door regisseur Ilay den Boer met als spelers zijn vader Gert den Boer en René Jonker. Het decor stelt een rommelige jongenskamer voor met lp’s van de Beatles en Queen op de vloer, kratten volgestouwd met boeken, koffiebekers, rommel alom en, heel opvallend, een badkuip in het midden. De locatie is de Theatertoren, een mooie ronde speelplek.
In de openingsscène noteert Den Boer, Dré genoemd, teksten voor een lied in een aantekenboek. Hij is tekstschrijver en muzikant, René Jonker is zanger. Ze hebben samen veel optredens verzorgd in roemrijke tijden, maar nu is het allemaal voorbij. Een doodzieke Jonker schuifelt het podium op, de kamerjas ruimvallend om zijn schouders. Hij beeft. Hij giet wat heet water in de kuip en neemt een bad. Er ontspint zich een gesprek over het drinken van koffie uit de Senseo, een apparaat waar Dré van gruwt: ‘Je wilt toch niet als laatste koffie van je leven een Senseo te hebben gedronken.’ Het hoge woord is eruit, dood. Inderdaad, Jonker is ten dode opgeschreven.
Eigenlijk bestaat de voorstelling uit niet zoveel meer dan twee lang uitgesponnen dialogen. De eerste over dood, muziek en Senseo, de tweede over het aanstaande huwelijk van Jonkers dochter met een man die veel ouder is dan zijzelf. Het tweetal bereidt een speech voor die de vader tijdens haar bruiloftsfeest moet houden, op de piano begeleid door ‘ome Dré’, zoals haar innige wens is. Ondertussen wisselen de beide personages een felle woordenwisseling uit. De tekstdichter weigert eraan te denken dat zijn zanger alias rockster met kenmerkende rauwe stem dood zal zijn, dan is zijn schrijverij ook zinloos. Uiteindelijk hijst de cynisch-zorgzame Dré de zanger in een pak, dat zowel begrafenispak als bruiloftsfeestkostuum kan zijn. Beiden dragen een witte lelie als pochet. Terecht merkt Jonker op dat ‘een lelie bij een begrafenis hoort’. Hierop barst Dré in een nauwelijks onderdrukt lachen uit, dat vooral erg ongemakkelijk is.
Geleidelijk wordt duidelijk dat de het tweetal aan elkaar is uitgeleverd op leven en dood. Jammer is dat niet alle verhaallijnen duidelijk zijn uitgewerkt. De Senseo-scène is feitelijk te lang voor het krap half uur dat de voorstelling duurt. Hiervoor in de plaats had ik graag meer over de vroegere samenwerking en de mooie rock ‘n’roll-jaren van het tweetal gehoord. De muziek die uiteindelijk klinkt, is van de Beatles noch Queen, het is het vaarwellied van André Hazes, ”t Is voorbij’. Vriendschap, dood, muziek en leven: daarover gaat Glorie, dat eigenlijk het einde van alle glorie impliceert. Zeldzaam ernstig en zonder enige opsmuk, dat is knap, maar er zijn motieven in het stuk die erom vragen nóg indringender naar voren gehaald te worden.
Foto: Gert den Boer en René Jonker