Met enige overdrijving zou je kunnen stellen dat Het Nationale Ballet een soort dependance van het Bolsjoi Ballet lijkt te worden. Al eerder werd behalve Olga Smirnova en Victor Caixeta nog een aantal dansers met open armen ‘opgevangen’ en sinds kort is daar de Italiaan Jacopo Tissi, net als Smirnova en Caixeta solist bij het Moskouse gezelschap. Met zijn debuut in Giselle toont hij zich een grote aanwinst voor de ietwat uitgedunde bovenkant van het herentableau.

Want een prachtdanser is het, Jacopo Tissi. Met zijn lange, slanke benen, mooie voeten en algehele elegante voorkomen is hij een ideale klassieke prins. Je zou hem hooguit een iets te scherpe scheiding in het haar kunnen verwijten, en wellicht wat kleine emoties.

Albrecht in de klassieker Giselle. Het ballet vertelt het verhaal van de overwinning van liefde en vergeving over wraak en bedrog. Boerenmeisje Giselle wordt verleid door een edelman in vermomming. Hij houdt weliswaar van haar, maar als zijn bedrog uitkomt door toedoen van de jager Hilarion, Giselles eenvoudige aanbidder, moet hij kiezen voor zijn eigen klasse en de daaraan verbonden verplichtingen, onder andere een adellijke verloofde. Giselles toch al zwakke hart breekt en ze sterft, waarna zij (akte twee) tot het rijk der wili’s toetreedt; geesten van vóór het huwelijk gestorven meisjes. Wilikoningin Myrtha eist wraak op de man, graaf Albrecht, die haar noodlottig werd, maar dankzij Giselles overleeft hij.

Veertien jaar geleden maakten Ricardo Bustamante en Rachel Beaujean een nieuwe, zij het traditionele versie van het ballet uit 1841, ter vervanging van de prachtige enscenering van Sir Peter Wright. Zij brachten grotere en kleinere aanpassingen aan, zoals het in ere herstellen van de mime waarmee de moeder van Giselle haar dochter waarschuwt voor een lot als wili. Dat is, bij nader inzien, vooral geschikt voor degenen die danshistorisch geïnteresseerd zijn. De argeloze toeschouwer echter zou, zonder kennis van het vervolg, kunnen denken dat de moeder hallicineert.

Stilistisch vallen de ‘wijnstampers’ in de eerste akte (Toer van Schayk) uit de toon. De verdubbeling van de ‘boeren pas de deux’ in de eerste akte tot kwartet is weliswaar in verhouding tot de dorpsgemeenschap die Beaujean en Bustamante opvoeren, maar die is dan ook wel erg groot. Prachtig zijn daarentegen de formaties in akte twee, bijvoorbeeld van de meedogenloos opstomende wili’s die het lot bezegelen van die onfortuinlijke Hilarion.

Hilarion wordt bij de première gedanst door Zwaan-winnaar Giorgi Potskhishvili. Een schot in de roos: hij kan de ongepolijste hartstocht, de driftige jaloezie en het aardse karakter van zijn personage perfect in zijn dans verbeelden. Hij is ontroerend in zijn rol van eenvoudige aanbidder, imponerend als hij zich met schijnbaar onbeteugelde kracht in sprongcombinaties en draaisessies probeert te verzetten tegen de wraakzuchtige wili’s. Vergeefs.

Ook met zijn duidelijke musculatuur, vormt hij een mooi contrast met Tissi met zijn lange, door en door elegante lichaam dat doortrokken is van klasse, elegantie en verfijnde ingetogenheid. Elke beweging, of het nu een grand jeté, entrelacé, tour en l’air, assemblé of cambré is, oogt helder, gearticuleerd en met een suggestie van terughoudendheid. Zelfs een eindeloze serie entrechats (kuitenflikker) lijkt hij zonder noemenswaardige moeite te volbrengen. Een danseur noble van de bovenste plank.

Een mooie partner bovendien. Tissi en Smirnova waren bij het Bolsjoi Ballet al vaker partners in het klassiek-romantische repertoire. Ze passen fysiek uitstekend bij elkaar, stilistisch eveneens. Want ook Smirnova zet eigenlijk nergens haar rol vet aan, heeft de Petersburgse verfijning en subtiliteit, ook al danste zij in Moskou, waar het balletgezelschap vanouds een reputatie van demonstratiever virtuositeit en dramatiek heeft. Maar haar opleiding aan de Vaganova Academie van Sint Petersburg verloochent zich niet; ze houdt de dramatische gebaren relatief klein, maar daardoor misschien wel des te welsprekender.

In de eerste akte is zij een dartele, opgewekte hinde die vanaf het begin betovert met de manier waarop ze elke muzikale frase hélemaal invult met haar ports de bras of de armen juist heel natuurlijk laat meegaan in de beweging. Smirnova’s ‘hopjes’ (de beroemde piepkleine sprongetjes op één voet sur pointe) zijn ongeforceerd, haar arabesque penché (arabesk waarbij het bovenlichaam voorover en het geheven been verder omhoog beweegt) ontwikkelt zich ijzingwekkend traag. En ondanks al die perfectie weet zij al ruim voor ze naar haar hart grijpt het vermoeden te wekken dat haar Giselle kwetsbaar is. In de slotscène van de eerste akte blikkert de waanzin in haar ogen.

Akte twee, de witte akte met de wili’s, is helemaal een droom. Niet in de laatste plaats dankzij het corps de ballet onder leiding van Floor Eimers, die met haar lange gestalte en haar sterke sprong een natuurlijke autoriteit uitstraalt. Met scherpe gebaren velt zij met armen als dodelijke pijlen een onverbiddelijk oordeel over Hilarion en Albrecht.

In haar variaties wekt Smirnova hier de indruk een onstoffelijke energie te zijn met haar mooie legato en vloeiende lijnen, daadwerkelijk een geest die in een andere dimensie verkeert. Soms lijkt ze niet te bewegen maar bewogen te worden, bijvoorbeeld als ze ronddraait in arabesk. Een geest die lyriek en breekbaarheid combineert met krachtig magnetisme. Smirnova is kortom, zelfs mét enkele piepkleine haperingen hier of daar – die dan óók fascinerend worden opgelost – een werkelijk uitzonderlijke danseres.

De premièrecast als geheel is mooi, al zijn de variaties in de pas de quatre (Salome Leverashvili, Edo Wijnen, Nina Tonoli en Sho Yamada) niet alle even overtuigend. Een enkele wanklank uit de orkestbak, waar Ermanno Florio het Balletorkest veilig door de partituur van Adolphe Adam loodst, doet daar niet aan af. Men kan met vertrouwen uitzien naar de opnamen voor de bioscoopversie die op 21 januari 2024 in 70 bioscopen wereldwijd wordt uitgezonden.

Foto: Alex Gouliaev