Zijn voet schuift razendsnel heen en weer over de vloer. Het is alsof riverdancer en choreograaf Colin Dunne een hardnekkige vlek probeert uit te poetsen. Hij krabt eens op zijn hoofd, wat eenzelfde geluid produceert. Zo ontstaat een jeuk die eindigt in een gekmakende krabdans, gestimuleerd door de wrijfgeluiden die de computer achter hem produceert. (meer…)
En er was licht. De voorwaarde sine qua non, niet alleen voor een voorstelling in het theater, maar voor al het leven op aarde. We horen de bijbelse woorden aan het begin van de nieuwe voorstelling van Sidi Larbi Cherkaoui. Hij boog zich samen met Yabin Wang uit Beijing over de vragen: waar komen we vandaan en hoe kunnen we groeien? In Genesis presenteren zeven dansers – twee van Cherkaoui en vijf van Wang – samen met drie geweldige musici het resultaat. Een muzikale, goed gedanste, soms humoristische, maar vooral poëtische voorstelling.
Zeven telefoonhokjes van plexiglas rollen over de dansvloer. In elk ervan zit een danser of muzikant opgesloten. Als ze worden bijgedraaid, kunnen de performers ‘oversteken’. Het is een mooie metafoor voor Cherkaoui’s out-of-the-box-mentaliteit. Oost of west, ras of religie, de ene of de andere politieke opvatting; er is altijd een doorgang te vinden als mensen elkaar willen ontmoeten. De choreograaf maakt er zijn levenswerk van en liet dat in eerdere voorstellingen met onder anderen kathakdanser Akram Khan, martial arts-monniken uit China en een flamencodanseres uit Spanje zien.
Nu zijn de dansers bij aanvang medische wetenschappers in witte jassen. Dat is de plek waar volgens Cherkaoui het leven begint (bijvoorbeeld in de couveuse) en eindigt (op de lijkbaar). Tussendoor probeert een mens zoveel mogelijk te groeien. Het is de tegenstelling tussen het steriele laboratorium met mensen die elkaar als onderzoeksobject observeren en daartegenover individuen die samenwerken en mooie dingen maken die de structuur in Genesis bepaalt. In het eerste geval blijft er afstand tussen individuen, in het tweede vormen ze dicht bij elkaar een vijver vol lotussen met hun opengevouwen handen of een krachtige mangroveboom met hun slingerende lijven.
Het levert mooie beelden op, die prachtig worden uitgelicht, en het leuke is dat ze op een organische manier verschijnen. Het studioproces dat de performers beleefden, van samen improviseren, creatief zijn, telkens een nieuw bewegingsidee toevoegen en lekker doorspelen, speelt zich als het ware voor onze ogen af. Zo voelen we het plezier dat met aandachtig samenspelen valt te beleven.
Plezier biedt ook de muggenmepdans – een verwijzing naar een van de Bijbelse plagen – die start met het verjagen van zo’n diertje door een danser en eindigt in een chaotische collectie korte bewegingserupties door het totale ensemble. Ronduit werelds (letterlijk) en meeslepend is de muziek: zanger Kaspy N’dia, tablaspeler Manjunath ‘Manju’ B. Chandramouli en pianiste Barbara ‘Nasia’ Drazkowska mixen tal van tradities en maken onze emoties los.
Met de eigentijdse variant op de eeuwenoude Chinese langemouwendans – hier gecombineerd met Indiase ritmes en voorafgegaan door een Japanse tekst – voegt Cherkaoui weer een schakel toe aan zijn universele theatertaal die alle dans en muziek van de wereld omvat en dus door iedereen wordt begrepen. In de zaal doorgewinterde dansbezoekers en minder ingewijden, jong, oud en in diverse kleuren. Ze klapten hard en lang voor deze gedanste ode aan het leven.
Foto: Koen Broos