Het Nationale Ballet begon op 11 september het nieuwe seizoen met vrouwen in de hoofdrol: de uitreiking van de Alexandra Radiusprijs aan eerste soliste Olga Smirnova en een wereldpremière van de vrouwelijke choreograaf Rena Butler. Haar Persephone is een knetterend trio, gedanst door drie aan elkaar gewaagde performers waarin werkelijk alles klopt.

Later dit seizoen staan nog meer premières van vrouwelijke makers op stapel bij Het Nationale Ballet, en dat is iets om naar uit te kijken, want nog altijd wordt de balletchoreografie gedomineerd door de mannen. Met Persephone trapt Rena Butler uitdagend af. Ingebed tussen Ted Brandsens muzikale Classical Symphony voor negentien hoog vliegende mannen, Hans van Manens uitgebalanceerde ode aan de eenling Four Schumann Pieces en William Forsythe’s groots gemonteerde Blake Works I, springt het werk eruit met drie dansers die knetteren van het leven.

De Amerikaanse choreografe liet zich inspireren door een beeldhouwwerk van de Italiaanse renaissancekunstenaar Bernini, Il ratto di Proserpina, een witmarmeren verbeelding van de Griekse ontstaansmythe van de seizoenen. Daarin wordt Proserpina, of in het Grieks Persephone, door de god van de onderwereld gespot in het korenveld. Hij moet en zal haar hebben, dus grijpt hij haar en ontvoert haar naar zijn rijk van de doden. Maar ze is de dochter van Demeter, de godin van het koren. Een gevecht tussen moeder en ontvoerder ontstaat, dat erop uitdraait dat Persephone de helft van het jaar bij haar moeder leeft, en de andere helft bij Hades. Als zij in het land van de levenden is, groeit het koren op de akkers en rijpen de vruchten aan de bomen. Is ze bij hem, dan sterft de natuur af en gaat in winterslaap, zoveel verdriet en zorgen heeft haar moeder dan. De driekoppige hond Cerberus bewaakt de poort tussen beide werelden.

Wat er al die tijd in het hart en hoofd van Persephone omgaat, dat vertelt de mythe niet. Butler laat haar rol dansen door de fantastische Floor Eimers. In een danstaal waarin de heupen zich als booty mogen tonen en de raak geplaatste accenten de dans een dosis swing meegeven, belichaamt Eimers een jonge vrouw van vlees en bloed. Ze speelt hoog spel met de Hades van Giorgi Potskhishvili en de hellehond van Joseph Massarelli en de drie zijn aan elkaar gewaagd. Schaar-papier-steen, drie vuisten bij elkaar, een-twee-drie en kies, maar beseft ze wat er op het spel staat? Heeft ze een eerlijke kans tegen de twee samenzweerders? Van opzij getroffen, deint ze door de ruimte, nu nog hoog op spitzen.

De gevaarlijke dans is gevat in een rake beeldtaal. De kostuums van Tatyana van Walsum zijn hot pink en zilvergrijs, alsof de drie elkaar in de club ontmoeten, strak om de bovenlichamen gespannen. Het licht van de Britse lichtontwerper K.J doet me naar adem happen. Een streep wit aan de hoge horizon bij aanvang verbreedt zich, verdubbelt en verloopt naar vuurrood in de onderwereld. Niet via gradaties in lief roze, maar via tinten die ik – boem – herken als bloed in water. Och Persephone.

Hoe wikkel je in deze tijd als vrouwelijke verteller een verhaal over overmeestering af? Wat geef je je vrouwelijke hoofdpersoon als wapen tegen het brute denken dat een mooie vrouw er gewoonweg om vraagt? En in ballet, de schone kunst van de zuivere lijn nog wel.

En toch. Ballet is ook de kunst van de weerstand. Elke pas is een ontsnapping aan die ene wet die ons allemaal aan de grond houdt, de zwaartekracht. In de manier waarop Eimers’ Persephone hier Cerberus de baas wordt, met stevige armgebaren zijn drie koppen manipulerend, en hoe ze unisono naast de verleider Hades kan dansen en hem met haar rechte rug en expressieve mimiek tegenspel geeft, breekt ze niet. Sterk, maar meer nog, speels pakt ze haar swing terug. De tijd is geen zuivere lijn waarop je recht van dat ene moment in het volgende moet stappen.

De tijd verglijdt in de cyclus die Persephone belichaamt, in een spiraal van winter naar zomer en terug, telkens met een andere blik op dat moment, de diepte in en toch, anders, wijzer geworden, telkens weer omhoog.

Foto’s: Altin Kaftira