Frank en Marian komen als ‘melkmuiltjes’ aan op een rubberplantage op Oost-Sumatra in het Nederlands-Indië van de jaren twintig, de roaring twenties, ze zijn nog ‘nat achter de oren’. Waar anders dan op Deli kunnen ze fortuin maken? De rubberprijzen schieten omhoog, de wereldwijde vraag is hoog.

Aanvankelijk stellen ze kritische vragen over racisme, uitbuiting, de omgang van de koloniale witte mannen met vooral jonge Indonesische vrouwen, die ze als hun bijzit beschouwen, de njai. Maar al snel laten Frank en Marian zich opnemen in het genadeloze systeem van de Deli Maatschappij met zijn koloniale machthebbers.

De eerste scènes van Gelukzoekers op Sumatra van Olivier Diepenhorst, tekst en regie, zetten krachtig die inwijding, noem het gerust een ontgroening neer. Frank (Willem Voogd) draagt een felgekleurd trainingspak. Dat zint zijn meerderen niet, hij moet tropenwit dragen. Ze kalken zijn kleren wit, roepen keihard ‘boy!’ naar een onzichtbare ober die drank (bier!) moet brengen; kort hierna roept Frank evengoed te pas en te onpas ‘boy!’ Uit overleving heeft hij zich aangepast aan het systeem.

Diepenhorst liet zich inspireren door de twee romans van schrijfster Madelon Székely-Lulofs, Rubber (1931) en Koelie (1932). Zij werd geboren op Java en trouwde later met een planter op Sumatra; ze maakte van nabij de misstanden mee en schreef er schokkend openhartig over.

Beide boeken, maar vooral Rubber, waren buitengewoon kritisch over het koloniale systeem en er werden kamervragen over gesteld. Diepenhorst spiegelt in zijn indringende, krachtige voorstelling de verhaallijnen. Enerzijds de teloorgang van de Nederlandse kolonialen in een land dat door Marian (Yara Alink) een ‘apeland’ wordt genoemd, een ‘ellendig’ land en ook ‘een verwoest land’. De rubberplanters kappen roekeloos het oerwoud. En de Europese vrouwen vervelen zich te pletter.

Anderzijds is er in Koelie het aan slavernij grenzende verhaal over contractkoelies Roeki (Joenoes Polnaija) en Karminah (Tara Hetharia). Het systeem waarop de hele Sumatraanse geldhonger draaide maakt dus zowel aan koloniale als aan Indonesische zijde slachtoffers. De koelies worden geslagen en vernederd, ze dobbelen waardoor ze nooit meer weg kunnen; de koloniale planter wordt door opstandige contractarbeiders vermoord.

Gaandeweg de voorstelling raken deze verhaallijnen steeds meer verwikkeld. Dat is een belangwekkende en ook gewaagde interpretatie van het koloniale verleden. De voorstelling opent met de slagen van Roeki op de tong tong, het is vijf uur in de ochtend. Er moet gewerkt worden. De ijzeren staven van verschillende lengte die het decor (Lidwien van Kempen) vormen, symboliseren zowel de rubberbomen als de verwoesting van het oerwoud. Maar ze staan ook voor de gevangenis waarin zowel Marian als de beide koelies zich bevinden.

Spil in het web van uitbuiting zijn opzichter Van Hemert (Stefan Rokebrand) en zijn ondergeschikte John (Rick van Werd). Ze zoeken vergetelheid in drank op de club en bij hun Indonesische huishoudster. Als de kritische Marian hierover vragen stelt, worden die weggewuifd. Of als het gaat om lijfstraffen jegens de koelies: dat moet, je moet ze eronder houden, anders werken ze niet.

Indrukwekkend hoogtepunt – of eerder: dieptepunt – in dit psychologisch gespeelde drama is de opsomming die koelie Karminah geeft van de gruwelijkheden die begaan worden jegens de Indonesische bevolking: zij somt die op uit het beruchte Rhemrev-rapport uit 1903, opgesteld  door deze Nederlandse jurist op verzoek van het ministerie van Koloniën, waarin de misstanden bevestigd worden. Met het rapport werd niets gedaan. Tegenover een scène als deze staat die van het gemaskerd bal dat de kolonialen houden in de club, en waarin het er drankzuchtig, geldverspillend en zedeloos aan toegaat. Vrouwen dansen op de tafel, iedereen flirt met iedereen.

Diepenhorst kiest in speelstijl voor een afwisseling van dialoog en een frontale, zingzeggende speelstijl waarin alle acteurs als een soort koor de schoonheid van de natuur bezingen, zoals over het ochtendrood, vulkaan Sibayak en de oerbomen die door bijlslagen geveld worden. Heel veel dramatische handeling kent de voorstelling, die vooral vertellend is, niet: de spelers bouwen met rieten matten aan een schuin oplopend bouwwerk waarop de witten vertoeven en waaronder de koelies slapen, een mooi beeld van hiërarchie. Een mandibak op het voortoneel biedt welkome verfrissing in de verstikkende hitte.

De scène waarin Alink de gekmakende verveling en de angsten van de Europese vrouw verbeeldt, is van beklemmende klasse. De dubbelrol van Hetharia als Saïma die een prostituee vertolkt, toont de keerzijde van dezelfde medaille: ook zij is slachtoffer van willekeur en geldzucht. Saïma komt niet in verzet, Marian zoekt avontuurtjes in Brastagi, een uitgaansoord in de koele bergen. Als zij daar bezoek krijgt van plantersbaas Van Hemert kantelt de voorstelling: zij is in vanaf nu in zijn macht. Als Frank na acht jaren dienst wordt ontslagen, voelt zij de schuld. Dat is mooi gedaan, door Székely-Lulofs, door Diepenhorst.

Gelukzoekers op Sumatra is na De Tolk van Java en Lichter dan ik de derde voorstelling die Diepenhorst maakt bij Korthals Stuurman Theaterbureau over het omstreden Nederlandse koloniale verleden. Opmerkelijk genoeg is, anders dan De Tolk, deze voorstelling getemperd in het oordeel hierover. Dat komt door de vervlechting van de beide verhaallijnen, waarin het lot van uitgebuite Indonesische klasse gespiegeld wordt aan het niet minder florissante lot van de Nederlandse gelukzoekers, die steeds meer in isolement en vervreemding raken, zoals met name de Marian van Alink laat zien.

Door de nadruk op Marians angsten enerzijds en de uiteindelijk verzoenende rol van Karminah anderzijds is Gelukzoekers geen of minder een aanklacht. Iedereen wordt vermalen door een gruwelijk systeem, dat is de achterliggende boodschap. Het is tot slot een en hetzelfde verhaal, belangwekkend in zijn milde begrip. En dát is verrassend.

Foto: Annemieke van der Togt

Credits

vrij naar de romans van Madelon Székely-Lulofs tekst en regie Olivier Diepenhorst spel Stefan Rokebrand, Tara Hetharia, Willem Voogd, Yara Alink, Joenoes Polnaija en Rick van Werd scriptbegeleiding Janine Brogt decor Lidwien van Kempen kostuums Nola van Timmeren licht Yuri Schreuders muziek Mark van Bruggen