Holland Opera bewerkte voor kerstmis Het Zwanenmeer en mixte het balletverhaal met het sprookje De wilde zwanen van Andersen. Drie zangers en vier instrumentalisten brengen de muziek van Tsjaikovski in herinnering. Twee zussen kibbelen, eerst met kerst, dan om de gunst van de koning. Het wordt een klassieke strijd van een onzeker ‘gewoon’ meisje tegen een bluffende paradijsvogel, van eerlijk tegen vals, van wit tegen zwart. (meer…)
De Germaanse godenwereld, hoe zat dat ook al weer. Theater Gnaffel vertelt ons opnieuw de oude, mythologische verhalen over Odin, Freija en Loki. En over hoe we aan de namen van de week komen: dinsdag, vrijdag en: gedonderdag.
Het is een slimme vondst van tekstschrijver Simon van der Geest om de goden een wedstrijd te laten houden in het vertellen van spannende verhalen. Wie wint mag zijn naam aan een dag van de week geven en krijgt daarmee eeuwige roem. Hun verhalen gaan over grote wolven, heksen, reuzen met haar waaruit de bomen ontstaan, en over de goden zelf met hun onderlinge rivaliteiten.
Mensen bestaan er nog nauwelijks, maar toch is het er in die animistische wereld drukbevolkt. Niet alleen goden, maar ook de zon, de maan, dieren en bomen, tot aan de onbeduidende maretak aan toe, hebben er een ziel, een mening en een stem. Al die rollen worden onvermoeibaar gespeeld door drie acteurs. Die hebben daarbij een ruime greep in de doos toneelattributen gedaan. Ze staan geen moment stil en je ziet ze onophoudelijk in de weer met lakens, maskers, hoofddeksels, takken en een hele poppenkraam. Met een paar eenvoudige katrollen hijsen ze een wandkleed omhoog met daarop een uitgestrekt landschap (de wereld). De inbreng van de Firma Rieks Swarte in de techniek is overduidelijk. Theatertechniek van ná het IJzeren Tijdperk (kort achtergrondmuziekje, een aarzelende rookmachine, wat belichting) krijgt een marginale rol.
Het ronkende en stoere acteren van Ron van Lente past goed bij het beeld van de woeste Germaanse wereld. De meer subtielere rolinvullingen van Dennis Költgen gaan daarentegen vaak verloren in de drukte en de verkleedpartijen. Het is Daniëlle van de Ven die uiteindelijk weet te schitteren in haar rol van Freija, en de liefde en de taal laat gloriëren boven het geweld van de krijgers en heersers.
Het voortdurend in de weer zijn met de houtje-touwtje-theatertechniek en de onophoudelijke wisselingen van de vele rollen, hoe meesterlijk ook gedaan, is in het begin vertederend. Maar de overdaad ervan krijgt uiteindelijk iets pedants en gezochts. De voorstelling staat tenslotte in een hedendaags theater met de mogelijkheid van talloze geavanceerde technieken die nu botweg worden genegeerd. De drukke rolbezetting doet niet alleen een beroep op de inspanningen van de acteurs, maar ook op die van de toeschouwer. Die verlangt op een gegeven moment naar een rustpunt, een verstilling.
Die momenten zijn op de vingers van één hand te tellen. Het eerste moment is helemaal aan het begin: als het publiek binnenkomt staan de acteurs al doodstil op het toneel, in bontjassen en bontmutsen, mooi uitgelicht. Ze kijken glazig de zaal in alsof ze op een catwalk in Milaan staan. Een ander moment is wanneer alle goden, drie acteurs plus vijf poppen, zich in een groepsfoto-opstelling aan het publiek presenteren. Het zijn juist die krachtige beelden die je je na afloop herinnert.
Foto: Erik Franssen