Geboren en getogen Amsterdammer Samir zegt tijdens een sollicitatiegesprek dat hij Sam heet. Elke keer als hij zich voorstelt met Samir wordt hij afgewezen, ditmaal niet. Zijn broer verwijt hem zijn ware identiteit te verkwanselen. (meer…)
Voordat dans als kunst werd beschouwd, was het een spel. Een spel van bewegingen, van het lichaam, van botsende en naar elkaar neigende lichamen. Dat gegeven vormt het uitgangspunt van de nieuwe productie van de Amerikaans-Zwitserse choreograaf Joshua Monten. Dat spel wordt in de sport in regeltjes gegoten, en ook het spel an sich wordt aan spelregels gebonden.
Twee dansers, in het roze gekleed, spelen als we de zaal betreden tussen de tribunes een spelletje badminton. Het is het soort badminton dat wij op het grasveld en op het strand spelen met de bedoeling het pluimpje zolang mogelijk in de lucht te houden. Echt badminton, met alle regels van dienst, gaat er wat heviger aan toe. De vriendelijkheid legt het af tegen competitie.
In het eerste kwartier van de dansvoorstelling beelden de vijf dansers, allen in verschillende, weliswaar roze-achtige, tenues allerlei sporten uit – het merendeel variaties op gevechtssporten of sporten die zich in duels afspelen. Vriendelijk en lieflijk slaan en stampen de dansers naar elkaar, zonder elkaar te raken.
Daarna wordt het grimmiger en zie je de verbetenheid op de gezichten. Overwinning is het doel, dan heerst er euforie. Maar verliezen valt moeilijk, en zet aan tot revanche. Ze proberen opnieuw en opnieuw, energiek en acrobatisch gaan ze er tegenaan. Dat doen ze tegen de kale achterwand van de schouwburg, waarop de woorden ‘vrijheid’ en ‘regels’ staan. In de loop van de voorstelling klimt een danser een hoge ladder op en vormt met stroken tape het woord ’toy’.
Na de variaties op karate, judo, jiujitsu, taekwondo en vooral capoeira, met mooie groepsdansen op het Allegro van de symfonie ‘Uit de nieuwe wereld’ van Dvorak, vindt de regelgeving steeds meer ingang. Met tape worden lijnen uitgezet, een wirwar van lijnen die je niet of net wel moet oversteken. Het dansend spelen is opbouwen, scheppen en tegelijkertijd vernietigen; spelend dansen is met gevaren spelen.
Vallen, zweven, zwieren, duwen, trekken, tillen, smijten, de acrobatische kunsten worden wel gebracht, maar echte stunts zijn het niet. Om in de taal van de voorstelling te spreken: er wordt weinig buiten de lijntjes gedanst. Spelen en dansen is niet meer alleen plezier hebben, de strijd an sich wordt belangrijker. Spel wordt competitie.
Naar het einde gaat er weer meer aandacht naar het louter spel, de vreugde, de saamhorigheid van samenspelen. Bewegingen van dieren worden nagespeeld, een huppende kip, een waggelende pinguïn, een groep flamingo’s die plots hun lange nekken draaien. Het is allemaal met veel vakmanschap en lichaamssoepelheid gebracht, gestileerd en atletisch gepolijst. De bewegingen strelen het oog, met een vleugje (soms heel flauwe ) humor. Vooral de groepschoreografieën stralen een spel- en dansplezier uit. Dan is het dansspel om te genieten en zie je dat een strakke choreografie met regels geen beperking van dansvrijheid hoeft in te houden.
Foto: Christian Glaus