De Chinees-Indische restaurants waren lange tijd niet weg te denken uit het Nederlandse straatbeeld, inmiddels sluiten de filialen zienderogen. De voorstelling Happy in Holland geeft een inkijkje in de families achter die restaurants (meer…)
Midden op het toneel ligt een aftands matras, daaromheen een kapotte deur, stukken decor liggen verspreid over de vloer, papieren overal. Tarik Moree komt de zaal binnen, katerig, begint op te ruimen. Even later volgt zijn tegenspeler, Laura De Geest, een ongemakkelijke begroeting, ze kijken om zich heen. What a dump.
Het zijn twee geliefden, of oud-geliefden, of op het snijvlak daartussen in ieder geval: er is iets voorgevallen tussen dit stel, drie dagen eerder, drie dagen voor de première van hun adaptatie van Who’s Afraid of Virginia Woolf van Edward Albee, en daardoor is het hele project afgeblazen: geen Nick en Honey, geen première vandaag, en ook hun liefdesleven staat op lossere schroeven dan ooit. Ze staan tussen de rotzooi van hun afgeblazen voorstelling en stukgelopen liefde en kijken elkaar aan: ‘What a dump.’
Fun and Games is de aftrap van wat een drieluik over liefde moet worden: het plan is dat de makers om de tien jaar bij elkaar komen om antwoord te zoeken op de vraag: ‘wat is liefde?’ Fun and Games – ontleend aan de titel van het eerste bedrijf van Who’s Afraid… – speelt zich af op de dag van de afgeblazen première. Het tweetal ontmoet elkaar nu voor het eerst sinds het uit de hand gelopen voorval – waar we gedurende de voorstelling splintertjes informatie over krijgen maar waarvan nooit helemaal duidelijk wordt wat er precies gebeurd is. Met fragmenten uit hun Albee-repertoire als munitie, doen ze een verwoede poging de boel uit te praten. Of praten: het is meer schieten en incasseren.
Het stel spiegelt op meerdere vlakken aan George en Martha, het iconische theaterechtpaar uit Albees stuk. Niet alleen zouden ze die personages spelen, ze houden er een vergelijkbaar haat-liefdemechanisme op na, en vluchten bovendien ook in zelf opgeworpen spelletjes en fantasie om de veerkracht van hun onderlinge relatie te testen en te toetsen.
Als je een tijdje bij elkaar bent, ontwikkel je specifieke manieren om van elkaar te houden, en specifieke manieren om elkaar te haten. Deze personages – die ook jonge acteurs zijn – hebben het theaterduo George & Martha daarvoor: in character voeren ze fictieve bezoekers op om de ander uit de tent te lokken: van een tweeling die wél bloedmooi is (ontsproten aan George/Moree) tot een intelligente professor met wie je wél een fatsoenlijk gesprek kunt voeren (Martha/De Geest). Uiteindelijk worden ze allemaal neergeknald. George en Martha haten elkaar en kunnen niet zonder elkaar, deze personages haten George en Martha en kunnen niet zonder ze. Het is een onhoudbaar mechanisme: ze zúllen over zichzelf moeten praten, niet vanuit hun personages, maar vanuit zichzelf. Hondsmoeilijk.
Tarik Moree en Laura De Geest zijn genereuze spelers die van regisseur Daniël ’t Hoen alle ruimte krijgen voor het uitspelen van breed uitgemeten, grootse dramatiek. Ze werpen hun personages van de ene kant van het emotionele spectrum naar de andere, en laten voortdurend een vilein genot en zichtbare afschuw voor zichzelf en de ander doorschemeren.
Toch komt Fun and Games niet altijd zo hard binnen als dat het zou kunnen. In hun onderlinge liefdesruzies en hun semi-rollenspellen krijgen we niet de kans ze echt goed te leren kennen. De personages onderzoeken grote thema’s als jaloezie, haat, spijt of lust, maar maken het daarin niet vaak klein of concreet. De karakters blijven daardoor contouren, ze komen niet helemaal tot leven.
De voorstelling bestaat voor een groot gedeelte uit verschillende variaties van een vergelijkbaar verbaal steekspelmechanisme. Door het fraaie en uitbundige spel levert dat zeker geen onaantrekkelijke scènes op, maar voelt de voorstelling als geheel wat te statisch.
In de tekst verwijt De Geest dat Moree lichtzinnig en romantisch is, en wordt zij als te rationeel en bedachtzaam bestempeld, maar dat verschil komt niet heel sterk uit de voorstelling als geheel. De personages blijven onbekenden voor de toeschouwer. Wanneer en waarom ze dan elkaars grens écht overschrijden, voelt arbitrair.
Pas tegen het eind zijn er fragmenten die de personages tekenen: bijvoorbeeld als De Geest een kwetsbare jeugdherinnering over een onbereikbare liefde deelt, die door Moree op totaal andere wijze wordt uitgelegd. Dan worden de verschillen tussen de twee ineens even helder.
Net als bij George en Martha, is het rollenspel uiteindelijk onhoudbaar. Ze zijn George en Martha niet, en ze zullen het zonder hen moeten uitvechten. What a dump, waar is dat ook alweer van? Een film met Bette Davis? Chicago?
Nee, van Who’s afraid of Virginia Woolf.
Foto: Fabian Calis