In Wie de fuck is Alice volgen we een jonge vrouw die zich diep in de schulden heeft gestoken, en in één nacht een bedrag van tienduizenden euro’s bij elkaar probeert te bedelen bij vrienden en familie. De kluchtige stijl van De Theatertroep levert hilarische scènes op, maar zit ook het dramatische potentieel in de weg. (meer…)
De Argentijnse choreografe en danseres Marina Otero ruïneerde haar lichaam. In haar voorstelling Fuck Me reconstrueert ze de geschiedenis daarvan, onder andere aan de hand van opnames uit haar jeugd. Een crew van naakte mannen representeert haar lichaam in acts met een hoog showbizz-gehalte. Otero schmiert met de oppervlakkigheid van de amusementsindustrie, maar laat ook de diepgang liggen.
Ze starten in het publiek de vijf mannen die Otero heeft verzameld. Met hun naakte lichamen, zwarte kistjes en kniebeschermers maken ze woeste bewegingen. De meest slanke van de vijf herhaalt steeds opnieuw de split. Vanuit een hoge dynamische sprong spreidt hij zijn benen tot op het kruis; bij het zien daarvan krijg je haast plaatsvervangende pijn in eigen liezen. Het chaotische tafereel krijgt geleidelijk wat meer orde en wordt opgevolgd door een travestie-act met song. Intussen heeft een vrouw plaatsgenomen in een stoel op het zijtoneel. Ze dirigeert de mannen, die bewegen en soms ook spreken.
Otero put uit een breed palet van genres, van showballet tot abstracte dans en improvisatie. Die vormen mengt ze met eigen geschreven teksten, geheel naar het voorbeeld van haar grootste inspiratiebron; de Spaanse theatermaker en performer Angélica Liddell, die ze ook citeert. Dik aangezet rood licht, spelers in zwarte zakken, maskers en tuigjes; ook de esthetiek van Liddell is herkenbaar in de voorstelling. Maar daar waar Liddell put uit iconische, religieuze beelden, missen Otero’s beelden lading – kunst over kunst, gevaarlijk terrein.
De mannen bewegen en representeren dansmateriaal uit voorbije voorstellingen, waarvan we ook fragmenten zien op het achterdoek. Ze worden gemengd met jeugdopnames van de choreografe als ambitieus, toegewijd, dansend kind en puber. Otero licht het gebeuren toe, in soms vermakelijke onderonsjes met het publiek. Eerst vanuit de zijlijn, gaandeweg de voorstelling plaatst ze zichzelf centraler in de ruimte.
Spaanstalige schlagers onderschrijven de emotie demonstratief. Het politieke lijntje met de overleden opa van Otero, een militair, blijft liggen. Vooral zijn kostuum krijgt een rol. Intussen hinkt Otero over het toneel, terwijl ze sentimenteel beklag doet over haar kinderloosheid en rusteloze bestaan. Het is wat plat dit verhaaltje van een vrouw die sommige kansen in het leven heeft laten liggen. Hoeveel boeiender zijn de monologen van de mannen. Al komen ze niet allemaal aan de beurt en komt alleen de Braziliaanse adonis echt uit de verf, hun inbreng geeft nuance aan Otero’s egobal.
Al gaat ze zelf ook uit de kleren, nergens geeft Otero zichzelf echt bloot. Haar onrust blijft een mysterie, net als het verleden van haar opa. Daarmee komt Fuck Me niet verder dan een eendimensionaal gevallen-divadocument. Bij vlagen geestig in zijn zelfspot dat wel, maar diepgang ontberend. Zeker, dat is ook de tragiek in en van Otero’s verhaal, dat als het gaat om begrippen als falen en destructie goed leesbaar is. Maar al met al; toch een wat magere festivalopening van SPRING Performing Arts 2022.
Foto: Diego Arista