Op een avond hiphopdans verwacht je beats te horen. Maar op de eerste avond van Summer Dance Theatre overheersen sombere en soms zelfs dreigende soundscapes. De toon wordt gezet door ondergronds gerommel en watergeluiden: kabbelend, stromend en klaterend. (meer…)
Eerst noemen ze hun werkelijke namen, de dansers van het gezelschap van de Zwitserse choreograaf Tabea Martin: ‘Ik heet Rebeccea. Ik heet Daniel. Ik heet Benjamin.’ Ze benadrukken dat ze hier, op deze plek in het theater aan de Triniteitstraat in Den Bosch, ‘voor altijd willen blijven’. Het is er ‘gezellig, veilig, de mensen zijn er aardig’. En als de toeschouwers over honderd jaar terugkeren, zijn zij er nog. De vijf performers zijn gekleed in wit, tijdloos plastic. Niet voor niets heet de voorstelling Forever.
Martin (Basel, 1978) studeerde dans aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en choreografie aan Codarts in Rotterdam. Haar geboorteplaats Basel is de plek waar ze werkt en waar Forever werd uitgevoerd in coproductie met Kaserne Basel. Boulevard Den Bosch brengt de Nederlandse première.
Vanuit het plafond hangen ballonnen, als de spelers eraan trekken klinkt er klassieke muziek. Op de maten van Bachs barok zeggen de spelers beurtelings ‘Ik ga sterven’ en ze beelden op klassiek danswijze de dood uit door een arm te strekken, een hand amechtig voor het voorhoofd te houden en neer te zijgen. Tekstborden, helemaal in de stijl van Brecht, geven de talloze doodsoorzaken aan: door de atoombom, door te vallen van een klif, verdrinkingsdood. Er komt veel toneelbloed aan te pas om de dood dramatisch aanschouwelijk te maken. Maar telkens herrijzen de performers uit de dood.
Hoe ernstig Forever ook is, er schuilt een macabere humor in. De dood is óók muziek, óók een wereld vol witte ballonnen waarmee de dansers onophoudelijk spelen. Ze blazen ze reusachtig op, laten ze leeglopen. Als iemand dood is, dan geeft een leeglopende ballon hem of haar als adem de levenskracht terug. Qua dans is er eerlijk gezegd niet veel te beleven: af en toe wat wilde passen, draaiend om de as, een enkel nogal woest uitziend gevecht met botsende lichamen. Het doodvallen verheffen de spelers tot grote kunst.
Maar wat wil de voorstelling ons zeggen? Dat blijft onduidelijk. De handeling is statisch en repetitief. De spelers noemen in meerdere scènes hun voornaam en aan het slot vallen opnieuw de woorden ‘gezellig’ en ‘we willen hier blijven’. Al te nadrukkelijk is de dramaturgische cirkel gesloten. Ondertussen is de dodendans uitgevoerd en zijn de doden ook weer tot leven gewekt en weten we dat verdrinking en atoomboom doodsoorzaken zijn. Aan het slot gieten de spelers de inhoud uit plastic gallons, met erop de woorden ‘Tranen’ en ‘Bloed’, over zich heen en dansen ze een bevrijdende dans, glijdend en glibberend over de doornatte speelvloer.
Het grote probleem met Forever is het gebrek aan focus. Tekst moet het verhaal vertellen, bij ontstentenis van dans. De dans zelf is ondergeschikt. Dan komt er nog eens de performance met de ballonnen bij die weliswaar een extra dimensie toevoegt en een kinderlijke wereld van onschuld oproept, maar die niet dwingend genoeg is om de vertelling kracht bij te zetten. Al deze stijlen en invalshoeken tezamen zorgen voor een uitvoering die zeggingskracht ontbeert: het is alsof de choreograaf tijdens het maakproces zich telkens opnieuw afvroeg wat ze ook weer wilde zeggen.
Foto: Jean Philipse
Het grote probleem is hier volgens mij niet een gebrek aan focus van de choreograaf, dat leidt tot weinig dans en teveel tekst en ballonnen. Het grote probleem is dat de recensent klaarblijkelijk de boot van de moderne dans al een tijdje terug heeft gemist. Forever is een uiterst gedurfde dansvoorstelling voor kinderen én volwassenen over een thema waar voor deze eclectische doelgroep maar weinig wordt gemaakt. Mocht de voorstelling nog eens in Nederland spelen, ga er dan vooral met de hele familie, de hele schoolklas of het hele voetbalteam heen.
Graag antwoord ik op deze reactie: misschien is u ontgaan dat een van de kinderen tijdens de première moest overgeven en doodziek de zaal aan de hand van zijn moeder verliet. En er liepen mensen de zaal uit. Ik vermeld publieksreacties nooit in recensies, maar in deze reactie is dat gepast en is het alsof u erom vraagt. Ik heb geen enkel bezwaar tegen tekst in een dansvoorstelling, integendeel, dat blijkt uit tal van mijn andere recensies, maar in dit geval is er tussen tekst en dans geen noodzakelijke verbinding. Mijn probleem met Forever blijft dat er geen dwingende, dramaturgische verhaallijn is, mede veroorzaakt door de vele herhalingen, bijvoorbeeld van het noemen van de eigen namen van de dansers (tot viermaal en zelfs meer toe). Dat draagt niet bij tot een spannende ontwikkeling.
U doet het nooit, maar nu doet u het toch. Ik heb in ieder geval niet om deze anecdote gevraagd en ik zat toen ook niet in de zaal. Doodziek lijkt me bovendien een nogal zware kwalificatie in dit geval. Mijn gevoel zegt dat u het oeuvre van Tabea Martin niet goed kent. Ook denk ik dat de portee van deze voorstelling u is ontgaan.
De typering ‘macabere dodendans’ in de kop en zoals verder beschreven in de recensie geeft er blijk van dat ik de voorstelling uitstekend heb begrepen, maar uiteindelijk betrekkelijk negatief heb gewaardeerd. In het systeem van sterren zou ik er drie hebben gegeven. Ik geef u nog een anekdote, want u vraagt er wél om: na afloop hoorde ik heel wat bezoekers verzuchten ‘niets van de voorstelling begrepen te hebben’. Uw gevoel en uw anti-intellectuele, hardnekkige premisse dat een negatieve recensie impliceert dat de recensent de voorstelling niet heeft begrepen, is in de argumentatieleer onhoudbaar en in strijd met de functie van een recensie: beschrijven, analyseren en uiteindelijk met een oordeel waarderen van een voorstelling. Dat oordeel is uiteindelijk óók subjectief, hoe geargumenteerd ook. In zijn interessante, uitstekende manifest over het recenseren schreef Marijn Lems niet voor niets: ‘Omhels je subjectiviteit’. In deze visie vinden subjectiviteit en beredeneerde objectiviteit elkaar. Dat is wat mijn recensie ook doet.
Het is interessant om te zien hoe iemand die de argumentatieleer erbij haalt, zo tegenstrijdig zijn eigen argumentatie vormgeeft. Enerzijds ondersteunt u nu uw argument met een titel van het manifest “Omhels je subjectiviteit”, anderzijds haalt u er constant de subjectiviteit van ander publiek bij. Er verlieten mensen de zaal, er moest iemand overgeven en er waren mensen verzuchtten er niks van te begrijpen. En dat allemaal terwijl u aanvankelijk zei dat nooit te doen, maar nu blijkbaarhet noodzakelijk achtte dat wel te doen. Waarom? Een tekort aan argumenten? Daarbij komt nog dat in mijn eigen ervaring vaak juist de voorstellingen waarbij mensen uit het publiek wegliepen, boos werden of begonnen te roepen de beste waren die ik heb gezien. Ik herinner me bijvoorbeeld de première van Suzanne Kennedy’s ‘Fegefeuer in Ingolstadt’ bij de Münchener Kammerspiele. Daar liep ongeveer de halve zaal woest en veelal roepend (“Jetzt reicht’s! Aufhören!”) voor het einde weg. De andere helft van de zaal had waarschijnlijk de theateravond van zijn leven. Maar u vind blijkbaar dat wanneer niet iedereen tot het einde blijft, er heftige fysieke reacties vanuit het publiek zijn, en niet iedereen er een jota van heeft begrepen, de voorstelling mislukt is. Verder begrijp ik ook u niet waarom u dit stuk van Martin in uw recensie niet in de context van haar andere stukken heeft plaatst. Dat zou een veel evenwichtiger beeld hebben geschapen. In het interview van Nuno Blijboom met u dat op deze website is te vinden, lees ik het volgende:
NB: “Bestaat de perfecte voorstelling?”
KF: “Ja, dat zijn voorstellingen waarin alles klopt. Kostuum, speelstijl, decor, visie, interpretatie, de ontroering of gedachtegang die het teweegbrengt – alles is één perfect geheel.”
Daarvoor moet u niet bij Martin zijn. Zij speelt juist met imperfectie, met steeds opnieuw proberen en herhalen. Uw voorstelling van perfectie is klassiek: naadloosheid, zoals het kleed van Christus zonder naden was. Bij Martin zijn er juist overal naden. Een patchwork van probeersels, herhalingen, en wilde passen zoals u dat noemt. Dat is een bewuste stijlkeuze die op zich weer wel naadloos aansluit bij de inhoud van haar voorstellingen. Misschien is dat inderdaad niet aan eenieder is besteed.
Geachte, dank voor deze uitvoerige reactie. Deze discussie is waardevol en zinvol. Nog een kleine aanvulling: ik heb in mijn recensie op geen enkele manier publieksreacties erbij betrokken, ik laat me daar nooit door beïnvloeden, want het publiek op die ene avond is eenmalig. Ik heb dat alleen en uitsluitend gedaan in mijn reactie op uw schrijven, om niet alleen uw en mijn mening te benoemen, maar ook iets te schetsen van wat er gebeurde bij en met de toeschouwers tijdens en na afloop van Forever. In andere recensies lees ik die publieksreacties vaak wel, maar ik heb dat nooit gedaan.