Een man en een vrouw. Heel verschillende types. Ze draaien cirkels rond elkaar, stellen zich aan elkaar voor en kiezen een anekdote om zichzelf bij de ander te introduceren. En dan begint het spel om te zien of het wat kan worden. (meer…)
Zie ze rennen. In hun fleurige middeleeuwse kostuums, op hun grappige sloffen, zien ze er ook buitenaards uit. Verbeten, angstig, lachend, opgelucht, uitdagend. Zijn ze op de vlucht? Waarvoor? Zitten ze in een game? Af en toe passeren ze volgens een voice-over een ‘chapter’. En dan is het weer doorgaan. Verder, verder. Tot alles helaas stil valt.
Wat een openingsbeeld! Een luide knal en opzwepende muziek begeleiden de middeleeuws uitgedoste man en vrouw bij het rennen. Opvallende wezens in maliënkolderachtige stoffen. Kostuum en decor zijn van Rachid Laachir. Zijn het aliens van 600 jaar geleden, zijn het in de toekomst verdwaalde ridders?
Ze rennen naar ons toe, als op een loopband, de ene haalt de andere soms in, om met een glimlach weer naar achter te zakken en vol moed door te rennen. Dat alles in een groenig licht met zwarte schaduwen die bewegen als bladeren in een storm. Zoeklichten zweven over hen. (het knappe lichtontwerp is van Geert Vanoorlé).
Ze rennen naar voor, buigen naar links, naar rechts, in een strak ritme en volgens strakke patronen. Op bepaalde momenten schakelen ze over op schaatsbewegingen. Het doet mij denken aan een verhaal van Tim Krabbé over schaatsers eenzaam op een witblauwe ijsvlakte, eerst als stippen te zien, dan naderbijkomend, in hun strakke outfit. Wat gaat er met hen gebeuren? Naderen ze een wak, struikelen ze over een ver doorgeschoven tak, raken ze uitgeput, geven ze op, moeten ze terug, wat is hun doel?
Die spanning stralen ook Maxim Storms en Lobke Leirens uit als rennende en ‘schaatsende’ wezens in een groenzwart oer-oerwoud. Af en toe houden ze zich in, glimlachen elkaar moed in, zoeken steun bij elkaar, en vervolgen hun weg. Ze maken nog wat extra bewegingen met hun knieën, voeren al rennend conditie-oefeningetjes uit.
In vorige producties (o.a. Another one) bewees het duo al hoe goed ze ze zijn in absurdistische mime. Die twee moeten na een voorstelling stikop zijn, denk je. Ook al gebeurt er niet echt iets, het blijft spannend. Twee wezens in onrust, op dool of op queeste, in een loopwedstrijd, in een achtervolging, in een spel? Subtiel variërend in hun repetitieve mime, weten ze me te charmeren, te laten glimlachen. Tot ze ergens gaan rusten, zich neervlijen, iets vinden, een bemoste tak (?), erover beginnen te brabbelen in een soort fictief Diets, en zich eindeloos herhalen. In het begin is dit komisch, maar dan ontspoort de scène in een geforceerd leuk willen doen.
Gelukkig herpakken ze zich, het licht wordt nog intenser. Grappig in aanzet is het ontdekken van elkaars gezwel op hun achterhoofden, een puist die erom smeekt om uitgeknepen te worden en het pus te laten lopen. Helaas wordt ook dit tafereel nogal uitgemolken. Daarna is het weer rennen, schaatsen, gevechtsportbewegingen maken, in een nog intenser licht- en schaduwspel in mistige slierten.
Laserstralen en groene puntjes maken het geheel zowel feeëriek als dreigend. Daarmee had het wat mij betreft mogen eindigen, maar dan komt het duo terug op in een dolle kostumering, met kussens op de rug, tutugewaad, met halve maskers en kunsthandjes die op groene toetsenborden zullen hameren. Nu praten ze in een soort Duits. Het wordt ‘langweilig’, ‘Scheiße’. Het is een flauw afkooksel van Theo en Thea. Die twee waren beter, veel beter.
Foto: Kurt van der Elst