Na afloop van Flökt – a flickering flow van Bára Sigfúsdóttir en Tinna Ottesen krijg je een korte tekst mee. Die confronteert je met de gedachte dat we minder over onszelf beschikken dan we geloven. We zijn met al onze cellen verbonden met onze (biologische) omgeving en hangen er ook van af. Die gedachte kan je ook in de voorstelling herkennen. Als je wil. Al te veel ritueel berooft die boodschap helaas van zijn scherpte. (meer…)
Flow my tears is een van de bekendste liederen van de Engelse renaissance componist John Dowland. Het is dan ook zijn werk dat het middelpunt vormt van de nieuwste voorstelling van de Veenfabriek in coproductie met Wunderbaum. In Flow my tears boort de Veenfabriek voor de tweede maal dit seizoen het thema geloof en ongeloof in de samenleving aan.
Een hoofdrol is weggelegd voor het koppel Jeroen Willems en Marleen Scholten, beiden zangers van een merkwaardig uitgedoste band. Verkleed als Ojibwe indianen brengen ze de liederen van Dowland, aanvankelijk een concert met de nodige theatrale grappen, zoals een decorwand die al bij aanvang naar beneden klapt. Maar het is diepe ernst, want de avond is niet alleen een ode aan Dowland maar ook opgedragen aan het gedachtegoed van een bijna uitgestorven indianenvolk.
Terwijl Willems zich als statige, en verkrampte, indianengoeroe profileert, poogt Scholten haar man in zijn alcoholische wanen bij te staan. Alleen klavecimbelspeler Frans de Ruiter, de wetenschapper van het stel, lijkt nog over enige nuchterheid te beschikken en dat is aanleiding voor onderlinge ruzies. Muzikaal gezien is Flow my tears prachtig, de meerstemmige gezangen, hoewel niet altijd loepzuiver, mogen er zijn, net als de inbreng van de begaafde (blok)fluitist Walter van Hauwe. Jeroen Willems imponeert, ook als hij onverstaanbaar wauwelt in zijn dronken indianentaal. De hoge registers zijn voor Wunderbaum-actrice Marleen Scholten, die zich in haar rol uiteindelijk opoffert aan haar verwarde krijgsman.
Mooi is de dimensionaliteit van de scène, voor en achtertoneel zijn gescheiden en worden met elkaar verbonden door eenvoudige videoprojecties. Geestig zijn de kostuums, vooral als de muzikanten in het tweede deel in hun prachtige dierentooien verdwijnen. Flow my tears speelt met enorme contrasten en laveert tussen de eenvoudige sereniteit van de muziek, de beladenheid van de teksten, de theatraliteit van de personages en het stille commentaar. Dat is vaak amusant maar soms ook lastig, want het haalt de poëzie in Flow my tears ook voortdurend onderuit en doet uiteindelijk geen recht aande ernst van het gekozen onderwerp.