Met een intense stilte opent de warm belichte ruimte, waarin twee bewegers zijn opgesloten, althans zo voelt het lang. Masoumeh Jalalieh en SeyedAlireza Mirmohammadi wonen en werken in Iran, waar dans verboden is. Ze doen dus theater. In 2017 werkten ze lange tijd met Bára Sigfúsdóttir, een IJslandse choreografe die in België bij het choreografisch platform Grip onderdak vond. Hun voorstelling Being (2017) is deze week met andere voorstellingen van Grip te zien in Frascati en de Brakke Grond. (meer…)
Na afloop van Flökt – a flickering flow van Bára Sigfúsdóttir en Tinna Ottesen krijg je een korte tekst mee. Die confronteert je met de gedachte dat we minder over onszelf beschikken dan we geloven. We zijn met al onze cellen verbonden met onze (biologische) omgeving en hangen er ook van af. Die gedachte kan je ook in de voorstelling herkennen. Als je wil. Al te veel ritueel berooft die boodschap helaas van zijn scherpte.
Aan Flökt gaat een hele procedure vooraf. Je moet jassen, tassen en schoenen achterlaten en een dekentje nemen. Iemand legt uit dat je in de zaal kan gaan zitten op de lappen vilt. Pas dan kan je in kleine groepjes van vijf de zaal in. Wie nog wil gaan kijken, wacht nu misschien beter even met lezen tot na de voorstelling. Achter de zaaldeur wacht je immers een verrassing.
In de ruimte hangt zo’n dichte rook dat je nauwelijks ziet waar je loopt. Zelfs de viltjes op de vloer zie je nauwelijks. Van de omvang van de ruimte heb je zelfs geen flauw idee ondanks een helder licht. Een raadselachtig landschap, in nevelen gehuld.
Toch verbaast het mij nauwelijks als ik, eens gezeten, vlak naast mij een lichaam ontwaar. Een in elkaar gedoken vrouw, blootsvoets. Alleen door haar lichte haar en gele kleding steekt ze af tegen de onregelmatige vilten lappen die als stapstenen in de ruimte liggen.
Als de rook wat optrekt, ontdek ik verder weg een tweede en derde vrouwenlichaam – in een donkerbruin en donkergrijs plunje. Ze trillen en beven, slepen zich voort over de grond en komen moeizaam overeind. Als koppotigen wankelen ze met de benen stijf gestrekt en de handen op de grond rond. Als geleid door een geheimzinnige kracht laveren ze tussen de kijkers door naar elkaar toe. Ze belanden op hun rug, en flapperen naast elkaar met de voeten.
Er volgen meer van die toenaderingen en verwijderingen. De vrouwen gaan daarbij steeds meer rechtop lopen, en komen zo uiteindelijk ook tot stilstand, in een afwachtende houding, eenzaam. Tegen die tijd lijdt het geen twijfel meer dat Bára Sigfúsdóttir en Tinna Ottesen iets diepzinnig tot uitdrukking willen brengen. Een gevoel dat te groot voor woorden is, maar zichtbaar wordt als iets dat in hun lichaam resoneert.
Toch trekt niet die actie zozeer de aandacht, als wel de vormgeving van de ruimte. Alles speelt zich af onder een reusachtig, licht-doorlatend doek dat door trekdraden en windmachines omhoog en omlaag kan bewegen. Het komt nu eens benauwend dichtbij als een grot, en bolt dan weer heel hoog op als een hemelkoepel. Door een batterij spots boven het doek verandert de kleur van de rokerige lucht onder het doek voortdurend. Ook de lichtintensiteit varieert soms grillig, soms geleidelijk.
De ruimte krijgt daardoor afwisselend de allure van een woest natuurlandschap, een mooie zonsondergang of een mistige zeelucht. De soundscape, met natuurgeluiden en synthesizerklanken, voegt daar extra sfeer aan toe. Niet erg origineel of nieuw, maar met eenvoudige middelen ontstaan hier wel ongewone effecten.
Toch is deze Flökt naar inhoud noch naar vorm werkelijk bijzonder. Het bewegingsrepertoire tapt immers uit een te voorspelbaar vaatje van mysterieuze lichamelijkheid. Het programma geeft daar achteraf tekst en uitleg bij, maar de band met de voorstelling blijft te vaag en willekeurig om echt tot denken aan te sporen. Bij mij bleef vooral een vaag knagende irritatie hangen.
Dat komt doordat de voorstelling vormen en gebruiken uit de religieuze sfeer inzet om een theaterstuk – want dat is het toch – valselijk een zweem van waarachtigheid en intensiteit te geven. Neem nu het begin. In veel godsdiensten hoor je, net als hier, je schoenen uit te doen om een heiligdom of zelfs een woonst te betreden. Het drukt eerbied uit en bevestigt de overgang van een publieke naar een (toe-) gewijde of private sfeer.
Hier wordt dat gebaar opgelegd, zij het met zachte dwang. Zo zegt de voorstelling al op voorhand dat we GEEN theater gaan zien, en dwingt ze je in een andere rol en een manier van kijken dan die van een PUBLIEK. We worden GETUIGEN van een ritueel. Een gok natuurlijk, want bij een echt ritueel kent elke deelnemer de strikte regels, zijn rol daarin en de beoogde uitkomst. Als iedereen het ritueel ‘juist’ uitvoert ‘werkt’ het. Deze voorstelling daarentegen opent op de manier van een ritueel, maar dat kan onmogelijk echt zijn, want hier is alles verzonnen. Het is doen alsof. Zo heb je geen echt ritueel, maar ook geen echt theater.
Hoe komen makers daar toch mee weg? Waarom vraagt niemand zich luidop af wat dit betekent? Ik vermoed dat het lukt omdat mensen stiekem dol zijn op rituelen. Een processie of een bedevaart in ruil voor gemoedsrust en verlichting, wie wil dat niet? Daar kunnen ze bij yoga-cursussen van meespreken. Grote betekenissen à petits prix.
Het is ook daarom dat nieuwe rituelen steevast teruggrijpen naar ‘Sublieme’ beelden als woeste natuur, donker en licht, gekwelde lichamen en tonnen ernst. Ze zijn vaste prik om toeschouwers te doen geloven dat ze iets beleven dat de bakens van de werkelijkheid verzet (iets waar theater niet toe in staat is, en ook niet nastreeft). Ook al is het ‘Sublieme’ onderhand 200 jaar oud nieuws.
Brengt dat naast veel ‘ooh’ en ‘ah’ ook enig inzicht voort? Zelden. Als het diepzinnig en aangrijpend wordt, voelen kijkers zich snel ontslagen van de plicht om na te denken over wat ze zagen. Ze maken zich zelfs graag wijs dat ‘er iets over zeggen’ het ‘heilige moment’ zou bezoedelen. Zwijgen en applaudisseren en een gemompeld ‘het deed me wel iets’, daar blijft het meestal bij.
De echte valkuil van ritueel theater is daardoor niet dat het als vanzelf terugvalt op al te voorspelbare beelden, maar dat het zo’n wezenlijk kleinburgerlijke reactie oproept. Het is niet dat Flökt – a flickering flow verschrikkelijk slecht is, het is zelfs niet vervelend of buitengewoon ergerlijk, maar het veroorzaakt niets meer dan een kleine, genoeglijke rimpeling in het bewustzijn van de kijkers, terwijl het programma je doet geloven dat hier een fundamentele waarheid onthuld wordt.
In tijden als deze is dat misschien niet het soort theater waar we het van moeten hebben.
Foto: Jeroen Verrecht