Mijn verwarming kan niet op tegen wat de oostenwind aan kou meebrengt. Voor het eerst in dertig jaar zet ik de verwarming op 25. Het mag niet baten, alle warmte verdwijnt naar de nok van het dak of gewoon er doorheen naar buiten. In mijn bed keek ik daarom het afgelopen weekend naar het tweede deel van de redux-online versie van de achtste Flamenco Biënnale Nederland, waarbij films, concerten, dansproducties, introducties en nagesprekken werden gestreamd.

Aanvankelijk was het niet eenvoudig om verbinding te krijgen met de wereld aan de andere kant van het scherm. Presentatrice Genelva Krind en directeur en artistiek leider Ernestina van de Noort heten ons, na een reclame van het Spaanse toerismebureau, welkom vanuit het Muziekgebouw aan ‘t IJ. Het is daar nog volop dag, terwijl bij mij, iets verderop in Amsterdam, de zon al uren onder is. Vervolgens verhuizen we naar Spanje, waar vandaan opnames komen die ook al semi-live zijn, de meeste bij daglicht opgenomen. Zo dansen er verschillende hedens rond op het schermpje aan mijn hoofdeinde.

Naar gelang het festival vordert, wen ik aan de cocktail van plekken en tijden. Ook de betrokken kunstenaars en online festivalproducers lijken naarmate de vimeo-‘uitzendingen’ vorderen, steeds meer te wennen aan de condities waaronder hun optreden plaatsvindt. De gesprekken worden losser en het verhaspelen van de continuïteit van dag en nacht, van plaatsen van handeling, wordt zo consequent doorgevoerd dat ik er uiteindelijk geheel in meega. Het protocol werkt. Het genereert een eigen conventie, dwars op de noodzaak van live/life. Het wordt eigenzinnige, DIY-televisie.

De bijdragen van de dansmakers Rocío Molina, Andrés Marin, Ana Morales en Vanesa Aibar en hun crews zijn allemaal gefilmd en gemonteerd op een locatie buiten Sevilla. La Aceitera is een voormalige boerderij tussen de olijfgaarden, waar Molina woont en werkt, en waar ook met regelmaat collega’s aan het werk gaan, ‘in residentie’. Het is boerenerfgoed, met citroenbomen op de enorme binnenplaats en een grote schuur die tot studio is omgebouwd. De noeste werkomgeving, waaraan alleen het meest noodzakelijke is opgeknapt, past de adaptaties van recent werk buitengewoon goed.

Aibar ontmoette tijdens een eerdere Biënnale-productie met Slagwerk Den Haag in 2019 de Spaanse slagwerker Enric Monfort. Zij gingen tijdens de quarantaine aan het werk, zoals ze in het nagesprek uitleggen, waarbij de zoom hen aanvankelijk niet toestond om geluid en beeld wederzijds te synchroniseren. Van Molina en Morales ging afgelopen september nieuw werk in première tijdens de eenentwintigste Bienal de Sevilla, met publiek in dambordopstelling, alles live gestreamd. Marin bracht daar La Vigilía Perfectauit, onder andere gebaseerd op de zeven canonieke uren en uitgevoerd op verschillende religieuze locaties in de hoofdstad van Andalusia.

Begin deze maand zouden de vier dansmakers in Utrecht, Amsterdam en Den Haag hebben opgetreden. In plaats daarvan bewerkte ieder delen van het werk tot losjes geschoten videoproducties, in maar liefst een week tijd, speciaal voor de Flamenco Biënnale. En nu blijkt dat van de nood een deugd maken helemaal geen gek idee is, al moet je wel durven en een beetje gek zijn om dat met elkaar aan te gaan, zoals Molina tegen Van de Noort zegt, na afloop van de ‘uitzending’ van haar werk op zaterdag. Het was ontroerend om deze twee onafhankelijke dames – die beiden van optreden weten, maar nu voor een camera zitten, ver weg van alles en iedereen – deze ontboezeming te zien doen. De weerbarstige werkelijkheid en het geworstel die horen bij het maken van werk, dringen door tot de andere kant van het scherm, los van de vraag of het nu semi- of full live/life was.

Rocío Molina weet met haar charisma, sobere aanpak en subtiele dialoog met verschillende gitaristen als geen ander dwars door de digitale schermen heen te breken, maar eigenlijk bedienen alle vier de choreografen/dansers zich van een zeer effectieve, ingehouden benadering en relatief sober materiaal. Alle werken zijn, zoals zo vaak bij flamenco, solo’s in dialoog met één of meerdere muzikanten. Je zou de expressie naturel kunnen noemen, zodat er veel aan de verbeelding van de toeschouwer wordt overgelaten, niet te veel wordt ingekleurd of gerepresenteerd.

Ik schreef het al vaker: in flamenco wordt de danser muzikant wanneer die, in dialoog met andere instrumentalisten, tijd en tonaliteit (ont-)regelt via uitgestelde, tegendraadse of samenvallende ritmiek van de voeten of andere delen van het lichaam. De muzikant wordt dan weer danser, in het scheppen van ruimte, het doseren van energie, en de trilling of resonantie die dit door het lichaam en de ruimte laat gaan.

Daar komen dan de inzet van gestiek en pose, blikrichtingen, kostuums en andere objecten bij. En in deze opnames speelde ook het imposante en relatief lege decor van de olijfboerderij en de velden er omheen een grote rol. Het komt in de plaats van het volle, door zwarte gordijnen en vloeren getekende theater. Natuurlijk geluid en licht worden hooguit gepimpt met artificiële toefjes. Ook uit de uitstekende opnames en montage van Félix Vázquez spreekt een concrete houding, waardoor de relatieve abstractie van het werk, de intensiteit van de performer en het spelplezier ook via het scherm overkomen en diepere gevoelslagen aanboren. De vier geïmproviseerde dance on screen-producties overleven elke concurrentie met televisie, film en zelfs theater, door de manier waarop ze de werksituatie laten bestaan.

Van het donker naar het licht
Bij Andrés Marinverwijzen de kostuums en enige objecten naar kazuifels en de sexta, het zesde gebed midden op de dag wanneer er gezamenlijk gegeten wordt. De lage, haast slome tonen van de bassaxofoon klinken gregoriaans. Gevoegd bij de zachte roffel op de pandero, geven ze de dans iets van een uitgestelde lyriek, alsof Marin vooruit en voorbij wil maar niet kan of mag. Ondanks enkele scherpe opflakkeringen, lijkt de wandeling steeds opnieuw te beginnen of het bidden niet echt aan te komen.

Kwetsbaar is Marin ook door het wonderlijke hoofddeksel dat hij draagt, bestaande uit meerdere witte kappen die, vernaaid tot een geometrische figuur, zijn rug een enorme bolling geven. Het verandert de proporties van zijn lichaam en onttrekt tegelijkertijd zijn gelaat grotendeels aan het zicht. Gevoegd bij het naakte bovenlijf, de strakke broek vanaf het middel eindigend in zwarte kousen en licht gehakte schoenen, daarover nog een beige overkous aan één van de onderbenen, die door de kleur iets medisch heeft, maakt dat zijn verschijning heen en weer knalt tussen een hilarisch stemmende groteske en de diepe ernst van totale ontmanteling door zoiets als boete, pijn of verdriet.

Slimme geluidstechniek, die de vogeltjes ter plekke combineert met een tikje gierende wind van bergtoppen, wekt een artificiële maar niet minder reële spanning op van koude en eenzaamheid, van overleven. De lange benen en armen als staken met een berg kappen op, de halve naaktheid zonder gezicht, die dan het meest subtiele tokkelen weet voort te brengen en prachtige stiltes laat vallen, van het geraffineerde voetenspel naar de bezwerende intensiteit van enorme armen – wanneer halverwege ook nog een flamencozanger zijn stem bij dit alles voegt (jammer genoeg niet ondertiteld), is de dwarse dramatiek van Marin en zijn co-auteur en ontwerper José Miguel Pereñíguez geheel vanzelfsprekend geworden.

In het tweede deel van deze speciale bewerking van La Hora Sexta, onderdeel van La Vigilía Perfecta, wordt de bas door een sopraan vervangen en lost het tergende op in een lichtere tred, als voorbereiding op een lange weg, met wat broodkorsten in de mantelzak, van het donker naar het licht. In de laatste beelden loopt Marin bijna naakt de olijfgaard in. Zijn bleke huid rijmend met het zachte groen van het vederende olijfblad en het vale bruin van het zand onder zijn voeten.

Koningin van metaal
Vanesa Aibar
 sleept een staart van metalen voorwerpen aan kettingen achter zich aan, wanneer ze aan het begin van La Reina del Metal zo nu en dan overspoelt wordt door een flinke hoeveelheid percussie, eerst analoog, maar na verloop van tijd steeds meer elektronisch gemodificeerd. Mijn laptop kan het geluid van dat laatste niet altijd aan. Na afloop zegt Monfort dat je het beste met een koptelefoon kunt luisteren, en dat ze in de toekomst gaan werken met 3D-geluid. Dat is iets waarvoor je echt ter plaatse zult moeten zijn, tenzij het flamenco-on-screen-werk zich aan VR gaat wagen, natuurlijk.

Toch komt dit work-in-progressgoed over, vanwege de heldere manier waarop Aibar en Montfort een evenwicht weten te vinden tussen overvloed en schaarste, dichtheid van materiaal en structurerende opbouw. Het initiatief in het samenspel verrast, de dialoog wordt vanuit beiden gevoed. Het galmen, schetteren en gillen van het metaal wordt soms door Aibar geëvenaard in complexe fysicaliteit, maar vaak ook legt zij een bepaalde vertraging op, of resoneert slechts met een deelaspect van het geluid.

Opnieuw weet ook filmmaker Vázquez de gebeurtenis van het optreden zonder omhaal in beeld en geluid om te zetten, niet alleen door de beweeglijkheid van zijn cameravoering en raak gemonteerde shots, maar ook met een groot gevoel voor overgangen en lege of terloopse momenten.

Achterwaartse buiging richting camera
Ana Morales 
begint de selectie uit En la Cuerda Floja/On the Tight Rope op blote voeten, op een grasveldje binnen de muren. Alles wat stampend en dampend is aan flamenco wordt hier voor een moment buitengelaten. Een zoekend begin, met aanzetten over een diagonaal die in een spiraal overgaan. Het voelt soms iets te open, alsof de scène nog steeds nood heeft aan het theatrale kader waar die normaliter op drijft, en er niet genoeg tijd was om het oorspronkelijke schaduwspel om te zetten naar een vol lichaam bij daglicht, en dat dan weer getransponeerd naar een beeldscherm.

In de studio, op het hout, omgeven door het flamenco-jazzcombo, worden de motieven van Morales veel sneller duidelijk. Evenwicht en val, nijgen en rijken, actief zoeken naar de verstoring van evenwicht en daarbinnen met momentum spelen – het stuwt de vier performers tot grote hoogte, waarbij de video ook prachtig het onderlinge spelplezier in beeld brengt. Een achterwaartse buiging richting camera, met even het geluid uit, doorbreekt de gebruikelijke uitwisseling tussen muziek en dans. Opnieuw een even simpele als effectieve keuze van Vázquez.

Ruimtelijkheid en zintuiglijkheid
Maar ontegenzeggelijk de meest indrukwekkende captatie is die van Rocío Molina. Met een immer vloeiende lijn in haar lichaam rekt zij in El Aire Mueve de tijd op tot een even intense als intelligente ervaring, die dwars door het scherm breekt. Ze begint buiten, gefilmd vanuit binnen. Tegenlicht reduceert haar bewegingen tot slechts een zwarte silhouette, zodat je moet gissen naar het luisterende contact tussen haar en de gitarist, wiens spel van om de hoek komt. De ruimtelijkheid en de zintuiglijkheid die deze eerste beelden oproepen, zijn een goed voorbeeld van de vele trucs, die de choreografen met de filmmaker hebben gevonden om de ervaring van het werk om te zetten naar AV.

Jammergenoeg bestaat er nog geen uitzending-gemist pagina voor de festivalstreams. Het verdienmodel zal na corona moeten worden uitgezocht. In de nieuwsbrieven van Flamenco Biennale Nederland voerde Van de Noort het afgelopen half jaar een nieuwe term in: Corona Volente. Laten we hopen dat in november de deuren van de theaters weer open zijn. Aan de andere kant laten deze flukse videoproducties zien dat dance-on-screen en festivaltelevisie genres op zich zijn, die de nodige aandacht en investeringen behoeven. En daarbij – ook niet onbelangrijk: de uitzendingen trokken duizenden bezoekers over de hele wereld.