In 2018 reist Tom Struyf naar de staat New York en komt bijna per toeval terecht in het kleine dorpje Willard, tegen de grens van Canada. Vanaf dat moment ontwikkelt hij een fascinatie en zelfs bijna een obsessie voor het kleine dorpje, zijn inwoners en hun geschiedenis. Vanaf het einde van de 19e eeuw huisde er een grote psychiatrische instelling, die in 1995 sloot en waar sindsdien een gevangenis staat.
Het publiek zit op drie tribunes rond een maquette van Willard. Een beamerprojectie kleurt het bos rond het dorp groen, het meer blauw en het dakje van het plaatselijke kerkje rood. Struyf is op zoek naar een veilige omgeving om zijn toekomstige kind op te voeden. Een rustige plek met veel ruimte en koele schaduwen van grote bomen. Hij vertelt via de maquette over zijn eerste wandelingen en indrukken in het dorp, en zijn eerste ontmoetingen met de inwoners. Na zijn terugkomst in België blijft het dorpje door zijn hoofd spoken. Hij besluit terug te keren, ditmaal met camera.
De drie schermen achter de maquette lichten op: we zien hoe Struyf met zijn auto Willard binnenrijdt. Het ziet eruit als een slaperig Amerikaans dorpje, dat bestaat uit een lange straat. Aan de ene kant van de weg staan de ruïnes van de instelling en het nieuwe gevangenisgebouw, aan de andere kant wonen de inwoners. Struyf neemt ons mee naar binnen in hun huizen. We zien ze op de schermen: oud-verplegers van de instelling, een orgelspeler van de lokale kerk, een archivaris, een leerkracht en de oudste vrouw van het dorp. Ze spreken allemaal over vroeger en hun blik op de voormalige psychiatrische instelling.
Uit al hun getuigenissen wordt een idyllisch dorp geschetst rondom een psychiatrische instelling met een bijzondere, progressieve aanpak. Hulpbehoevende mensen werden er zonder gedoe opgenomen en vonden in Willard een thuis. De instelling wordt beschreven als een fantastisch en zelfvoorzienend oord. De archivaris vertelt dat kleren en schoenen zelf werden gemaakt door de patiënten, en dat het voedsel in de eigen moestuin en boerderij werd geproduceerd. Een van de oud-verplegers benoemt in haar herinnering de mensen in de instelling als één grote familie. De manier waarop kwetsbare personen in Willard werden opgevangen en samen een gemeenschap vormden lijkt bijna te mooi om waar te zijn.
In zijn langdurige en gigantische research – hij keerde gedurende vijf jaren herhaaldelijk tijdens verschillende jaargetijden terug naar Willard – voel je Struyfs kloppende hart voor het schijnbaar idyllische dorpje. De keuze om zijn ervaringen chronologisch te vertellen – van zijn eerste bezoek tot zijn laatste – zorgt dat de focus van zijn narratief niet op een theatrale spanningsboog steunt, maar vooral op de sferische indruk van zijn vondsten, waardoor het geheel soms een beetje als een lange zit voelt.
Tegen het einde van de voorstelling word ik dan ineens naar het puntje van mijn stoel getrokken. Struyf geeft plotseling toe dat hij een belangrijk onderdeel van zijn onderzoek over het hoofd heeft gezien. Hij heeft alleen gesproken met oud-verplegers, maar nooit met oud-patiënten. Hoe hebben zij hun tijd in Willard ervaren? Er volgen aangrijpende interviews met twee oud-patiënten, die allebei vertellen dat ze er onder valse voorwendselen werden opgenomen, en dat ze Willard als afschuwelijk hebben ervaren.
De ene noemt Willard een dierentuin, de ander noemt het een psychologische stal, waar geen behandeling, geen therapie, en geen mentale zorg voorhanden was. Een van de patiënten vertelt een hartverscheurend verhaal over hoe haar baby van haar weg werd gehaald en ze zeven weken met borsten vol melk – zonder baby om de druk van haar lichaam te verlichten – werd opgesloten op de geïsoleerde afdeling. Ze benoemt het als een marteling. De andere oud-patiënt vertelt hoe een patiënt uit de instelling, waar hij goed bevriend mee was, verkracht en vermoord op het terrein wordt gevonden. De getuigenissen zijn gruwelijk en komen hard binnen in de idyllische bubbel die Struyf tot dan toe met zoveel liefde en aandacht heeft geconstrueerd.
Hij zegt dat hij door deze verhalen in de war is, en ziet nu hoe belangrijk het is om een geschiedenis van verschillende kanten te belichten. Het is op zijn zachtst gezegd daarom een zeer opmerkelijke keuze dat hij er kort daarna voor kiest om de laatste getuigenissen te degraderen tot een momentopname van twee mensen binnen een bepaalde tijdsperiode. Naar zijn idee heeft de plek namelijk ook veel mensen geluk en fijne herinneringen gebracht. Daarin lijkt hij een gigantische roze olifant over het hoofd te zien: dat de eigenaars van de fijne herinneringen de mensen zijn die de macht hadden over de mensen die opgenomen waren in Willard en het hebben ervaren als een traumatiserende en helse plek. Struyf benoemt concluderend dat op één plek twee verschillende emoties kunnen bestaan. Dit komt aan als een behoorlijk simplistische conclusie over een plek waar er duidelijk sprake was van een machthebbende en een onderdrukte partij.
Het is nog vreemder dat deze nieuwe bevindingen geen nieuwe beweging in zijn onderzoek op gang brengen. Sterker nog, hij kiest er voor om zijn nieuwe bevindingen links te laten liggen en de mensen uit het dorp niet te confronteren met de ervaringen van de oud-patienten. Zijn motivatie? De angst dat hij een mooiere herinnering van de oud-verplegers aan Willard kapot maakt. Het is bijna bewonderenswaardig hoe Struyf er zonder schroom voor kiest om oogkleppen op te zetten en het eenzijdige verhaal over Willard intact te laten.
Wel heeft hij het gevoel dat hij nog iets moet afronden, en hij keert voor een laatste keer terug naar Willard. Terwijl we beelden van hem zien waarin hij zijn subjecten als oude vrienden in de armen vliegt, bekruipt me een wrang gevoel. In plaats van de recentelijke getuigenissen van mensen die door een machtssysteem binnen een instituut zijn misbruikt voor het voetlicht te brengen, zie ik hem kiezen voor een idyllisch narratief, terwijl er in werkelijkheid een wereld aan leed, verdriet en onrecht onder schuilgaat.
Met deze keuze laten de makers zien hoe voor sommige mensen het geloven in een onvolledig verhaal soms veel aanlokkelijker is dan het dealen met de volledigheid en complexiteit van een situatie. Soms is het fijner om in een sprookje te geloven, zelfs als dat betekent dat je moet wegkijken van de narigheid die de mensen doormaken die afwijken van die norm binnen dat sprookje. Zo laat Finding Willard een documentairemaker zien die teveel van zijn onderwerp is gaan houden, waardoor zijn kritische blik vertroebelt, en daardoor kiest voor een makkelijke – maar ook behoorlijk problematische – herinnering aan zijn tijd in Willard.
Foto: Clara Hermans