Vijf dames zijn gegroepeerd voor een theaterspiegel. Hun fantasierijke, asymmetrische kostuums en uitzinnige pruiken doen vermoeden dat een vriendinnenclub moeders verkleedkist heeft ontdekt. Componist en uitvoerder Huba de Graaff verwelkomt ons persoonlijk. In haar zwarte pakje met kanten frutsels aan mouwen en pijpen geeft ze een korte introductie op Forough Farrokhzad, de eenzame vrouw uit de titel. Met haar innemende en toch ook uitdagende glimlach lijkt ze een schoolmeisje dat een spreekbeurt geeft: durf mij eens uit te lachen!

De Graaffs bewondering voor de vrijgevochten Perzische dichter (1935-1967) spat ervan af.  Ze veroorzaakte een schandaal met haar gedicht Sin, waarin ze onverbloemd de vrouwelijke seksualiteit bezingt. Nog altijd is zij een rolmodel voor jonge meiden die hun vader/broer/geliefde/leraar tegen durven te spreken. Vanwege haar onafhankelijke opstelling werd Farrokhzad buitengesloten: ‘Ze kreeg zelfs elektroshocks!’

In haar veel te korte leven maakte Farrokhzad ook een documentaire, The House is Black, over een leprozenkolonie in de provincie Tabriz. ‘Zij filmde mensen, geen ziekte’, zegt De Graaff, ‘ze zag de schoonheid van het imperfecte.’ De film sluit naadloos aan op haar eigen manier van werken, waarin zij juist ruimte schept voor ‘ongewenste’ bijgeluiden: ‘Perfectie is saai en inhumaan!’

And here I am, a lonely woman is gebaseerd op twee verzen uit het gedicht Let us believe in the dawn of the cold season dat postuum verscheen. ‘Het is nogal lang en ondoorgrondelijk, maar de muziek gaat je erdoorheen slepen’, bezweert De Graaff. Dan waaieren de dames uit naar hun respectievelijke instrumenten.

Een springerig 4-toons motief in driekwartsmaat loopt als een hartenklop door de voorstelling. Het naïeve melodietje wordt gespeeld door toetsenist Nora Mulder (met een pruik van indrukwekkende spikes) en blokfluitist Dodó Kis, soms ook gezongen. Huba de Graaff ontlokt aan haar viool een immens scala aan schurende, piepende en knarsende klanken die beelden oproepen van scharnierende deuren.

Deze lijken onherroepelijk dicht te vallen wanneer sopraan Michaela Riener een enorme hengst op een trommel geeft. Zo wordt de eenzaamheid van zowel Farrokhzad als de door haar gefilmde leprozen verklankt; op een scherm achter het toneel zien we beelden uit de documentaire.

Hierop verschijnen ook de teksten die Imar Dinçer zingt. Gehuld in een barokke tulen jurk zingt en spreekt zij de inktzwarte verzen van Farrokhzad: ‘The wind blows in the alley/and seclusion’s lonely crows/tour the old grove of boredom.’ Riener volgt haar als een schaduw: soms echoot ze een paar frasen, dan weer zingt ze korte tegenmelodieën of ondersteunt ze Dinçer met lange tonen. Soms zingen ook de instrumentalisten mee.

Ongeveer halverwege slaat de sfeer om en lijken we plots beland in een hardrockconcert. Dinçer reciteert verzen over mensen die je omarmen maar tegelijkertijd touwen weven ‘to hang you by’. Riener beukt woest op het drumstel, Kis tovert onaardse, gruizige saxofoonklanken uit haar blokfluit, Mulder weeft met haar keyboard een hoogpolig tapijt van dreunende basgitaarklanken en De Graaff produceert een oorverdovend geknars op haar viool.

Dan opeens is er een moment van ontspanning, op de woorden ‘the sad canary sang four times’ van Dinçer, waarop Riener 4 x ‘coo-coo’, zingt. Een bewust lullig grapje dat kenmerkend is voor De Graaff. Hierna zet Dinçer haar krullenpruik af en trekt haar tulen robe uit, als spiegeling van haar woorden ‘I am naked’.

Behoedzaam drapeert ze de tulen creatie over haar armen, als ware het haar eigen lichaam. ‘This is the end. Let’s send my obituary to the papers.’ Hiermee lijkt Farrokhzad haar eigen vroegtijdige dood te voorspellen. Dan keert het walsmotiefje terug en zingt Dinçer in fraaie harmonie met de anderen de slotwoorden. ‘Let us believe in the dawn of the cold season.’

Na het applaus volgt als toegift het gedicht Sin, gereciteerd in het Perzisch en vervolgens gezongen in de Engelse vertaling. Dat gebeurt op de melodie van The People United Will Never Be Defeated van Frederic Rzewski. Het niets-aan-de-handerige melodietje past perfect bij het viertoonsthema dat De Graaff als leidmotief door haar voorstelling heeft geweven. Toegankelijk is de muziek zeker, maar de luchthartige toon staat haaks op de loodzware ernst van de verzen van Farrokhzad.

Je leert deze bijzondere vrouw beter kennen door de film The House is Black die na afloop integraal getoond wordt. Het is een naargeestig maar liefdevol en poëtisch portret van leprozen die afgezonderd van de buitenwereld proberen een menswaardig bestaan te leiden.

De aaneenschakeling van weggevreten neuzen, monden, ogen en de vergroeide of ontbrekende ledematen doet je geregeld ontzet je ogen sluiten. Toch weet Farrokhzad binnen al die lelijkheid ook het mooie te vangen. Meisjes kammen elkaars haar, een vrouw trekt met een kohlpotlood een lijntje onder haar kapotte ogen, kinderen spelen vergenoegd met een bal en jonge mannen lezen voor hoe blij ze zijn dat ze oren en ogen hebben om schoonheid waar te nemen.

Samen vormen theatervoorstelling en documentaire een waardevol eerbetoon aan Forough Farrokhzad. Daar mogen we Huba de Graaff dankbaar voor zijn.

Foto: Sanne Peper