OustFaust en De draaischijf, vorig seizoen bracht Tom Lanoye zowel een theatertekst als -roman uit met een ‘Faustisch’ hoofdpersonage. De figuur van Faust vertakt zich over het hele werk van de Antwerpse auteur en heeft een sterke band met het thema van de Vlaamse collaboratie, nog steeds een zeer gevoelig thema in de Belgische geschiedenis. (meer…)
‘Tering, het was vet,’ appte een jonge bezoeker na afloop van Gounods Faust aan zijn vriendin. Gelijk had ‘ie. De Spaanse regisseur Àlex Ollé (van het befaamde gezelschap La Fura dels Baus) stak Gounods Faust in een nieuw jasje. Resultaat: een visueel en muzikaal overrompelend spektakel.
Het is alweer ruim veertig jaar geleden dat de Faust van Gounod op het repertoire stond bij De Nationale Opera. Opmerkelijk voor een opera die ooit tot het standaardrepertoire behoorde. Bij Gounod spitst het verhaal over dokter Faust, die een een pact sluit met de duivel in ruil voor jeugd en vervulling, zich toe op de liefde tussen dokter Faust en zijn geliefde Marguerite. Ollé transponeerde het op geniale en uiterst inventieve wijze naar deze tijd. Op Stanley Kubrickachtige wijze opent de productie met een inkijkje in een hightech-lab voor celbiologie waar wetenschappers druk doende zijn om een soort supercomputer te vermenselijken. Een variant op de zoektocht naar de perfecte mens.
Die werkelijkheid loopt met de personages uit het lab via een soort droomwereld naadloos over in de werkelijkheid van Gounods opera, een werk dat voor Ollé ook een verhaal is over het overstijgen van de menselijke imperfectie. Het is soms wat verwarrend, maar buitengewoon intrigerend en het toneelbeeld ziet er overdonderend mooi uit. Zo mooi dat het beeld een eigen leven gaat leiden en een extra laag wordt bij de prachtige muziek van Gounod. De rooddoorschijnende kweekbakken met levende mensen en de kille high-tech installaties vormen een merkwaardig, maar tegelijkertijd perfect contrast met de romantische klanken uit de onderwereld (de orkestbak). De vele bizarre figuren (hoeren, verpleegsters en soldaten) lijken zo weggelopen uit Amerikaanse stripboeken en geven het geheel een surrealistisch tintje.
Toegegeven: de eerste drie aktes laten een nogal chaotische en verwarrende indruk na, maar bij de laatste twee aktes valt alles plotseling op zijn plek en maakt verbazing plaats voor bewondering. Muzikaal staat deze productie, ondanks een paar schoonheidsfoutjes, als een huis met een perfect spelend Rotterdams Philharmonisch Orkest en een subliem zingend en dansend koor onder leiding van dirigent Marc Minkowski (die de opera uitvoerde zonder de gebruikelijke coupures). Wat bij de solisten echter ontbrak was vocale verfijning. Michael Fabiano was een goede, maar soms ook nogal bleek klinkende, Faust en hoewel de Marguerite van de sopraan Irina Lungu overtuigde, bleef ze hier en daar aan de vlakke kant.