Milo Rau doet steeds hetzelfde: hij zuigt je naar het grote black hole van de menselijke existentie, daar waar verbeelding tekortschiet, en dan laat hij je om dat onbegrijpelijke nulpunt heencirkelen, zonder het ooit te kunnen aanraken. (meer…)
Het stuk is dertien jaar jong. Het was destijds Maria Goos’ eerste sprong naar het medium toneel, na die beroemd geworden series voor de televisie, Pleidooi en Oud geld. Het was een werk in opdracht, het had nogal wat succes en het is verfilmd. Nu wordt het stuk opnieuw gespeeld, vanzelfsprekend in een andere bezetting.
Familie – het is ooit eens omschreven als ‘de toestand waar nu eenmaal geen ander woord voor is’. Het begrip wordt vaak in de mond genomen met dat onuitgesproken gevoel van extreme gelukzaligheid, soms klinkt het als een unheimische vervloeking, weer een andere keer werkt het als de vermomming voor de verbaasde constatering over wat er allemaal aan menselijk taai ongerief uit één nest kan vallen.
Nico, een van de karakters uit Maria Goos’ toneeltekst Familie, timmert in scène veertien een meedogenloos nuchter adagium boven zijn familie: ‘Er was geen liefde.’ En dan: ‘Ik bedoel… we zijn geen slechte mensen… we kunnen het wel. Maar alleen: niet met elkaar. Wij houden niet van elkaar. En dat is verschrikkelijk.’
Ze zijn bij elkaar in een Zwitsers skidorp. Jan, de stamvader en onhandig klunzende family-man; Els, gevreesd moeder-loeder, kankerpatiënt en uitbehandeld. Dochter Bibi, druk met aura’s, chakra’s en zelfbeschilderde waxinelichtjeshouders. Haar man Von, gesjeesd ramsj-auteur en notoir lid van de natte gemeenschap. Zoon Nico, mannetjesputterend ondernemer en ook niet vies van wat glaasjes vuurwater – het joch kan er alleen niet tegen. Nico is getrouwd met Sandra, een mutsige Xantippe die eindeloos antwoordapparaten vol kletst. Het zijn de laatste kerstdagen van mama, de hel dat zijn dus beslist de anderen, zeker déze hel en zeker met déze anderen in de buurt.
Dertien jaar geleden was ik niet dol op de voorstelling van dit stuk. Familie viel me erg rauw op mijn dak, met die vet op de lach en het effect gespeelde van-dik-hout-dramaturgie. Er was toen nauwelijks decor, herinner ik me, er was vooral de suggestie van veel ‘buiten’-locaties, zoals een sneeuwhelling en een Glühweinstube.
Nu is alles in een blokhut gepropt. Of het stuk die claustrofobische concentratie verdraagt weet ik nog niet zo goed. Maar het verhaal krijgt er wel een betere schwung door. Of misschien heeft de regie van Aat Ceelen gewoon meer ruimte gemaakt voor waar de werkelijke kracht van het stuk zit: in de verhouding van de zoon tot de schoonzoon en van die beide mannen tot de moederfiguur.
Hier is die driehoek in handen van Guy Clemens, die geweldig jongleert met de stemmingswisselingen van Nico, Tijn Docter die scherp de verteller en observant Von speelt. En Catherine ten Bruggencate, die sterk is als moeder Els. Net als Petra Laseur dertien jaar geleden vertolkt zij niet het loeder dat Nico en Von van haar maken, maar de kenau die je volgens mij als moeder wordt met zulke jongens om je heen. En met zo’n man aan je kont. De plotwending over de uitbehandelde kanker, en vooral de inktzwarte reacties daarop vanuit de familie, komen in deze versie in elk geval loeihard binnen en keihard aan.
Foto: Guy Clemens
[sterren toegekend door de redactie]