Prinsessensprookjes: veel meisjes zijn ermee groot geworden. Met de bruiloft als automatisch ‘eind goed, al goed’, verdiend door naast de deugdzaamste ook de allermooiste te zijn, zijn ze voor vrouwen een bron van zowel inspiratie als onzekerheid. In Fairy Tales hebben de Tsjechische choreografen Johana Pocková en Sabina Bocková van Pocketart die dubbelzinnigheid een plekje gegeven en leren we de bekendste prinsessen anders kennen.

Het decor- en kostuumontwerp van Vendula Tomšů is crèmewit, romantisch en betoverend. Alle gebruikelijke hoekigheid is weggewerkt met een speciale, rond lopende gordijnrails met daaraan licht doorschijnende gordijnen, waar meisjes verlegen achter vandaan kunnen gluren.

Het roept associaties op aan prinsessenslaapkamers zo groot als balzalen, waar eindeloos jurken gepast en haren gekamd kunnen worden. De acht danseressen zijn gekleed in die typisch vrouwelijke materialen: glanzend satijn, doorzichtig tule, een huidkleurig korset, alles in zachte, aardse pasteltinten. Het is dromerig, vrouwelijk – een grote bruidsjurk waarin we zijn gekropen. Daarmee contrasteert de live soundscape van Lukáš Palán en Sára Vondrášková, die meestal rauw, schurend en haast metal is en het geheel juist een nachtmerrieachtige ondertoon geeft.

De inspiratie uit sprookjes is helder; een uitdagend, stoer meisje (Eva Mora González) met zilveren honkbalknuppel neemt net als Sneeuwwitje een hap uit een bloedrode appel, waarop alle acht jonge vrouwen met een zucht neervallen. Als Tereza Holubová met een dekbed om haar benen gewikkeld als een vis heen en weer sputtert, met een pijnlijk gezicht lucht inademt en onder knerpende klanken haar benen tevoorschijn haalt, zien we de transformatie van de kleine zeemeermin; maar dan als een horrorvertoning.

Unieke karakters
De acht vrouwen verschillen in kledingstijl, haardracht, lengte en sensualiteit en krijgen veel ruimte om hun eigen unieke karakter te laten zien in hun dans. Dat levert vooral komische momentjes op, zoals wanneer ze zichzelf langzaamaan transformeren in allerlei vogeltjes, of samen klassieke muziek zingen terwijl ze dansen. Het is leuk om ze zo vrij te zien bewegen, maar indruk maken ze pas als ze samenwerken aan een tafereel rondom Assepoester.

Ze ligt onder een dekbed, alleen, op het podium. Op de gordijnen zien we een schaduwspel van dansende meisjes met opgestoken haar en wijde baljurken. De schaduwen beginnen te rennen en langzaam verandert de sfeer. Een groen laarsje met been komt in beeld, het lijkt uit een hoofd te groeien. Steeds meer benen, vervormde versies van de groene laarsjes, de komische stiefzussen en een boos lachende stiefmoeder wervelen langs.

Assepoesters trauma’s plagen haar in haar dromen. Ze komt zelf op, gebukt onder het gewicht van een spiegel, waarin we haar wanhopige blik zien gereflecteerd, kijkend naar zichzelf, terwijl ze zichzelf steeds moeizamer staande houdt onder het gewicht. Wat valt er een hoop te bespiegelen op deze scène.

Met die sterke beelden maakt Fairy Tales van het lot van de lieflijke en perfecte sprookjesprinses een eenzaam nachtmerriescenario. Daar zet het gezelschap een vrolijk alternatief tegenover, waarin vrouwen samen lachen, spelen en elkaar prijzen.