In het dagelijks spraakgebruik wordt het woord ‘droomwereld’ doorgaans geassocieerd met positieve, ja, in de meeste gevallen zelfs met zoetelijke zaken. In de voorstelling Exuvia creëert ’t Magisch Theatertje echter een droomwereld die net zo goed, misschien zelfs wel vooral, kan verontrusten en bedreigen.

Het woord ‘exuvia’ (enkelvoud: ‘exuvium’) wordt in de programmatoelichting verklaard. Het is de huid die overblijft nadat een dier (bijvoorbeeld een slang of insect) het volgende stadium van zijn bestaan heeft voltooid. Het verschijnsel diende tot inspiratiebron en concept voor deze voorstelling.

Exuvia vertoont in een surreëel universum vele transformaties. De toeschouwer wordt meegenomen in de diepte van de diepste zee, waar monsterlijke roofvissen huishouden, maar laat hem ook naar de hemel fietsen of dwalen over een aarde waarbinnen vulkanische processen liggen te sluimeren. De verbeelding stelt geen grenzen, en woorden zouden deze beeldtaal alleen maar verarmen. Er wordt dus ook geen woord gezegd of vertoond. De wereld bestaat uit beelden en muziek. Er lijken zich processen en confrontaties af te spelen in een tijdperk vóórdat taal alles vorm ging geven.

Er is dan ook geen chronologie of vertelling: het geheel werkt als een meditatie over de schepping. De voorstelling suggereert aan te vangen bij de schepping vanuit de Chaos, als de materie nog geen vorm heeft aangenomen. Geleidelijk ontstaan die vormen, soms nog weinig gedefinieerd, maar gaandeweg worden ze herkenbaar. Chagall en Magritte neuriën zachtjes mee op de achtergrond als twee vormloze flarden materie samen een dans aangaan, en we houden onze adem in als een naakte en zeer kwetsbare zwemmer gevaarlijk in de buurt van een monsterlijke en vraatzuchtige roofvis belandt.

Poppenspel, beeldend theater, muziek (Jur de Vries) en beweging creëren deze wereld waar het voor de toeschouwer goed toeven is – als die tenminste onbevreesd reuzen tegemoet durft te treden en het waagt om geheimzinnige deurtjes te openen. Het is aan die toeschouwer om zich met deze wereld te verbinden. De voorstelling toont mogelijkheden, doet voorstellen, maar dringt niets op.

Ananda Puijk en Charlotte Puijk-Joolen creëren (voor deze voorstelling samen met Dönci Bánki) een rijk en woordloos repertoire, waar ze internationaal de aandacht mee trekken. Wezenlijk voor de appreciatie van hun stijlvolle werk is dat alles volstrekt analoog tot stand komt. Het universum dat zij creëren drijft op suggestie, maar er is niets virtueels aan: het resultaat is concreet materieel, gevat in tijd en ruimte. Het wil de toeschouwer juist op dat niveau aanspreken.

Ook in de podiumkunsten wordt veel gewerkt met digitale technieken. Des te aangenamer is het om een voorstelling te zien die juist geen beroep doet op die hulpmiddelen, maar die op eigen mensenkracht erin slaagt artificiële werelden te scheppen waar de toeschouwer verwonderd in kan dwalen.

Foto: Ernst van Loon