In Wie de fuck is Alice volgen we een jonge vrouw die zich diep in de schulden heeft gestoken, en in één nacht een bedrag van tienduizenden euro’s bij elkaar probeert te bedelen bij vrienden en familie. De kluchtige stijl van De Theatertroep levert hilarische scènes op, maar zit ook het dramatische potentieel in de weg. (meer…)
In haar nieuwe voorstelling vertelt theater- en filmmaker Vladlena Sandu het verhaal van Elis Femina, die als trans vrouw uit Kazachstan en Rusland naar Nederland vluchtte.
We ontmoeten Femina (in de voorstelling gespeeld door performer Donna Demoon) als ze aankomt op Schiphol. We horen haar gedachten in voice-over – ze weet dat ze zich bij aankomst bij de politie moet melden, maar ziet niet meteen waar ze terecht kan. De bewegingen van Demoon zijn mechanisch, ze staart als een robot de ruimte in; dit is een vrouw die door een hel is gegaan. Stukje bij beetje pelt Sandu gedurende Extremist Alice haar verhaal af: een leven getekend door homo- en transfobie en politieke vervolging in Kazachstan en Rusland.
De regisseur heeft eerder met dit bijltje gehakt: vorig jaar presenteerde ze op Fringe The Rainbow Cinema, dat gebaseerd was op haar eigen gewelddadige ervaringen in haar tienerjaren, als Tsjetsjeense vluchteling in Moskou. Ook veel van haar filmwerk is op de recente geschiedenis van Tsjetsjenië en Rusland gebaseerd.
Hoewel het verhaal van Femina aangrijpend is, slaagt Sandu er maar mondjesmaat in om er een interessante artistieke draai aan te geven. Dat ligt vooral aan de voice-over waarmee haar lotgevallen worden verteld. De tekst heeft een hoog ‘en toen en toen’-gehalte, waardoor het zeer anekdotisch blijft en weinig tijd besteedt aan de binnenwereld van Femina.
Bovendien is de voice-over door de anders toch altijd uitstekende acteur Floyd Koster volstrekt eendimensionaal ingesproken, met een soort overdreven opgewektheid die alles doordrenkt en dezelfde intonatie in iedere zin. Het wordt nog erger als de acteur kinderen of agressieve mannen in het verhaal moet spelen – het leidt tot karikaturale stemmetjes die uit een belabberde tekenfilm lijken te zijn weggelopen. Het vermoeden rijst al snel dat Sandu de acteur nauwelijks heeft geregisseerd en, ook gezien de vele versprekingen, alles in één take heeft opgenomen.
Daarnaast heeft Sandu de neiging de gebeurtenissen in het verhaal door Demoon een-op-een te laten naspelen. Als de voice-over vertelt hoe Femina in elkaar wordt geslagen, rolt Demoon over de grond; als ze in het verhaal een kopje koffie drinkt mimet ze dat; als ze de club bezoekt, maakt ze een dansje. Zelden biedt de choreografie een inzicht dat niet al door de voice-over wordt verteld.
Hetzelfde geldt voor de meeste filmbeelden die Sandu op de wand achter Demoon projecteert: als Femina in de gevangenis zit en dat met een dierentuin vergelijkt, zijn er beelden uit Bert Haanstra’s documentaire Zoo te zien; als ze jeugdherinneringen aan softijs ophaalt, komen er gekleurde ijsjes in beeld. Artistieke verbeelding die verder gaat dan directe illustratie ontbreekt vrijwel volledig in Extremist Alice.
Een aantal geïnspireerde vondsten tilt de voorstelling af en toe uit het gebrek aan meerlagigheid. De mechanische manier waarop Demoon beweegt, vormt een boeiend contrast met de schaarse momenten waarop ze zich kan laten gaan, zoals op de dansvloer of in een herinnering aan een eerste liefde; zo wordt sterk getoond hoe constante vervolging, vernedering en onderdrukking in een lichaam gaan zitten.
Een ander sterk beeld is dat van de weinig invoelende IND-medewerker met wie Femina in gesprek gaat: zij wordt gerepresenteerd door een camera met een pruik erop, een mechanisch onderdeel van een onmenselijk systeem. En het slot van de voorstelling, waarin Femina zelf een ontroerende gastrol speelt, toont hoe zorgvuldig Sandu met het subject van haar voorstelling is omgegaan.
Misschien wel té zorgvuldig. Door zo weinig artistieke risico’s te nemen blijft Extremist Alice te veel een rechttoe-rechtaan-vertelling van een – helaas – maar al te bekend verhaal.
Foto: Jorah Sarah