‘Learning From The Future’ van Collette Sadler is een uitgekiend maar afstandelijk onderzoek naar het virtuele lichaam **
Festival Tweetakt is niet alleen hét festival voor jeugd- en jongerentheater in Nederland, het heeft ook een belangrijke internationale functie en is bijvoorbeeld een uitgelezen plek om baanbrekend Belgisch theater te zien, dat verder maar mondjesmaat een weg vindt naar Nederlandse podia. De dansvoorstelling Evol van de choreograaf Claire Croizé is daar een goed voorbeeld van. In de grote zaal van Theater Kikker wist het toegestroomde publiek oprecht even niet hoe het moest kijken.
Claire Chroizé choreografeert in Evol lichamen en tekens alsof het licht en donker zijn of geluid en stilte. Geraffineerd moduleert de choreograaf de inzet van volle belichaming in de dans ten opzichte van het loze of lichtzinnige potentieel van theatrale tekens. In al zijn ongerijmdheid vat dit de pubertijd prachtig samen: van inertie tot radicale transformatie, van speelsheid en lichtzinnig experiment tot het existentiële drama en de sentimentaliteit die komen kijken bij adolescentie en coming of age.
Evol neemt de lege ruimte van het theaterpodium uiterst serieus. In plaats van een allesoverkoepelende choreografie, laat Croizé steeds eigen beetjes en losse eindjes toevoegen. De dansers Claire Godsmark, Youness Khoukhou, Emmi Väisänen en Jason Respilieux strooien er ieder hun eigen materiaal rond, dragen steentjes bij, stapelen gebaren als in een eindeloze conversatie.
Er ontstaat een niet aflatende stroom van kleine gebeurtenissen, die fascineert maar ook veel te raden laat en tot lezen en puzzelen aanzet. Los zand lijkt het, naar mechanische vervulling neigt het soms. Maar in de nonchalante samenloop van elementen laat Croizé steeds opnieuw sublieme momenten ontstaan.
Samen met collega Etienne Guilloteau heeft Croizé de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de relatie tussen dans en (live) muziek. Dit is goed te merken in de manier waarop zij ook elementen als kostuums, licht en decor even losjes als uitdrukkelijk geconstrueerd (of: gecomponeerd) tot één geheel samensmeedt.
Aan de basis van de voorstelling ligt een tekst, één van de Duineser Elegien van Rilke. Hij is alleen in vertaling aanwezig. De danser hebben de geëxalteerde visioenen, smachtende verlangens en het eeuwig onaanraakbare of onzegbare uit het begin van de twintigste eeuw hertaald in beweging. Soms is het helder wat de dansers te berde brengen, maar meestal moet je het als toeschouwer doen met een zweem van indrukken, die wel verwijzen maar nooit in samenhang direct iets aanduiden.
Met de keuze voor de vaak wat ruige versies van oude Bowie-songs als ‘Five Years’, ‘The Drowned Girl’, ‘Rock ’n Roll Suïcide’ of ‘Heroes’ herneemt Croizé nog langs een andere weg de teksten van Rilke. Met Bowie wordt de voorstelling losgezongen van de gewichtigheid en de verantwoordelijkheid om Rilke op te voeren. De theatraliteit van Bowie is brozer, meer Brechtiaans, met een tikje glamour, maar nergens gezwollen. Uiteindelijk doen de taferelen mij eerder denken aan de romantiek van Amerikaanse vijftigerjarenfilms als Rebel Without a Cause. Naoorlogs sober en ingehouden, met in de hoofdrol jongeren die hangend en dromend de nacht doorwaken, intens verlangend naar verandering.
Met slechts zo nu en dan een plant in een bak aan hun zijde banen de dansers zich een weg van iets naar iets naar iets. De choreografie concentreert zich aan de ene kant op de individuele spelers, maar er ontvouwt zich tegelijkertijd een super-doordachte meta-structuur van licht en donker, geluid en stilte, van opgebouwde verwachting en bijna inlossing. De verhouding tussen muziek en stilte, tussen kostuums en kostuumwisselingen (Anne-Catherine Kunz), tussen de ruimtelijke en de temporiserende werking van het licht (Jan Maertens ) creëert een uiterst poëtische dynamiek, die via een enorme omweg de koortsachtigheid van Rilke in herinnering brengt. De rusteloosheid die sommigen hun hele leven volhouden, maar vooralsnog tot het stadium van de jeugd wordt gerekend, krijgt zo heel concreet en prachtig vorm.
Foto: Herman Sorgeloos