Elisabeth Hetherington, te zien in EUTERPIANS van LeineRoebana dat dit weekend in première ging, is een fenomenaal veelzijdige sopraan met een heel eigentijdse uitstraling die ook nog eens geweldig kan bewegen. Ze won dit jaar dan ook terecht de Nederlandse Muziekprijs van het Fonds Podiumkunsten.

Choreografen Andrea Leine en Harijono Roebana werkten al verschillende keren met haar samen en ook in EUTERPIANS is ze een klasse apart. Met een simpele beweging van de armen trekt ze een denkbeeldige perfect verticale lijn vóór haar lichaam, een arm omhoog, de ander gelijktijdig naar beneden, terwijl ze haar fluitregister aanspreekt. In de hele ruimte valt alles ineens op zijn plaats. En ik zou willen dat de voorstelling van dat soort momenten aan elkaar geregen was.

Er zijn naast Hetherington nog drie geweldige musici, de steady gitarist Wiek Hijmans, expressieve celliste Maya Fridman en de veelzijdige percussioniste Marianna Soroka. Zij pakken een afwisselende reeks vrouwelijke componisten beet en vertolken hun werk kleurrijk en vol passie, van Hildegard von Bingen via Billie Holiday tot Kate Moore. De zeven dansers belichamen in wisselende constellaties met hen verschillende soorten energie als, zo belooft het promotiemateriaal, een ode aan de vrouw; springerig en fris, stoer en strijdbaar, zelfbewust sensueel en soms verlangend, stekelig of ongenaakbaar.

Maar dwars door deze twee componenten loopt ook Engelstalige tekst, geschreven door Erik Bindervoet en Andrea Leine. In veel van de scènes treedt een spreker op – een van de dansers of Hetherington – en op een paar uitzonderingen na is die tekst, rijk en Joyciaans smeuïg verwoord, er eigenlijk teveel aan.

De Ierse danseres Saoirse Lambkin O’Kane heeft een verhaal dat wel werkt. In de ik-vorm vertelt ze over een romantische picknick aan zee, waarbij ze, gekleed in een lange, wijde grijsblauwe rok, pofmouwen en knalblauwe handschoenen, steeds grotere passen zet. Zo groot op het eind dat ze half liggend haar ene been voor het lichaam slingert en het andere achter zich heeft liggen. Het werkt omdat de vrouw in haar verhaal een groeiend ongemak voelt en fysiek en taal hier pakkend samenvallen. Maar ook omdat Lambkin O’Kane deze taal doorvoelt, wat lang niet iedere danser gegeven is.

De stem van de sprekende dansers valt soms weg in de adem van het dansen, wat ten koste gaat van de waardering van allebei. Of de tekst wordt gesproken met te weinig intentie. Of tegelijk is daar ook die prachtig woeste celliste om naar te kijken en te luisteren.

Als er momenten zijn in een voorstelling waarin van alles tegelijk gebeurt, kan dat goed werken. Maar in EUTERPIANS gebeurt dit te vaak. Het werk bestaat uit allemaal elementen die je elk vragen om losjes associërend mee te drijven – het weefsel van composities, de associatieve beeldrijke taal en de choreografie. Het streven begrijp ik en de uitvoering heb ik al eens zien slagen. Maar hier krijgt de dans, de springende, verlangende, sterke taal van het bezielde lichaam, jammer genoeg te weinig ruimte om voor zichzelf te spreken.

Foto’s: Sjoerd Derine