Na Syriërs zijn Eritreeërs al jaren de grootste groep asielzoekers in Nederland. Ze ontvluchtten het straatarme Eritrea dat gebukt gaat onder een slepend conflict met buurland Ethiopië. Het ziet ernaar uit dat daar binnen afzienbare tijd een eind aan komt maar ondertussen wonen er in Nederland zo’n twintigduizend Eritreeërs. Vaak jonge mensen die de taal niet spreken, laagopgeleid zijn en kampen met heimwee.

Het Friese Haring & Hummus, dat zich in al haar community-art projecten richt op samenwerking van vluchtelingen met lokale bewoners, heeft zich voor haar nieuwste project Eritreatown gericht op die groep. Regisseur Janneke de Haan en projectleider Geertje Postma hebben een groot deel van de Nieuwe en de Oude Oosterstraat in Leeuwarden omgetoverd tot een stukje Eritrea in Friesland. De winkel De wereld van thee verkoopt ongebrande Eritrese koffie, bij cadeaushop De Pluymgraaff liggen Eritrese sieraden in de etalage, Pizzeria Amigo serveert een pizza met Eritrese kruiden. ‘Heel heet maar wel lekker’, zegt de jonge Eritrese vrouw die ons groepje begeleidt.

Dit groepje is de ene helft van het publiek dat afgekomen is op het theatrale gedeelte van het project. Waar men zich overdag te goed kan doen aan het kopen van etenswaar en zeepjes, daar worden ’s avonds korte voorstellingen gespeeld. ‘Theatrale impressies’, zo had regisseur De Haan ze in haar toespraakje vooraf genoemd.

Ze had ook verteld over de problemen die ze tegen waren gekomen bij het realiseren van het project. Want ondanks haar jarenlange ervaring in het werken met vluchtelingen, had Eritreatown heel wat voeten in de aarde gehad. ‘Ik had het heel anders ingeschat’, zegt ze. ‘Eritreeërs hanteren toch een heel ander begrip van tijd dan wij doen. Dat bleek erg lastig bij de repetities.’

Iets van die problemen zien we terug in het eerste toneelstukje dat door (bewust gespeelde) misverstanden en kleine foutjes een aantal keren opnieuw moet beginnen. Op een speelse manier worden zo de culturele verschillen tussen de Nederlandse en Eritrese spelers voor het voetlicht gebracht. Want, zo had De Haan ons ook nog verteld, het leren kennen van een andere cultuur gaat in kleine stapjes. En onderweg wil je dan nog wel eens iets omver schoppen.

De tweede scène speelt zich af in de winkel van Kamsma Schoenen. Kalme pianomuziek vult de ruimte, vier jonge mensen voeren een verstilde choreografie uit waarin een uitvergrote loopbeweging het meest in het oog springt. Ze doen alle vier hetzelfde totdat een van hen uitroept ‘dat dit beeld helemaal niet klopt’. Het lopen van de twee Nederlandse spelers is in niets te vergelijken met dat van hun Eritrese partners. Die hebben immers half Afrika te voet doorkruist om uiteindelijk hier te komen. Dat persoonlijke levensverhaal kun je niet negeren als je samen iets wilt bereiken, lijkt hij te willen zeggen. Die verhalen volgen dan ook, waarna de scène omslaat en er op Nederlandse hiphop uitbundig door de zaak kan worden gedanst.

Voordat we ons begeven naar deel drie leren we op straat hoe Eritreeërs elkaar begroeten, met aaiwang en schouderknuffel. Die derde ‘theatrale impressie’ speelt zich buiten af, terwijl het publiek binnen zit in een donkere ruimte. Nietsvermoedende passanten maken ongewild deel uit van de scène waarin een Eritrese jongen, uitgerust met rolkoffer en grote tassen, steeds wanhopiger in de weer is met een landkaart. Hij probeert voorbijgangers aan te spreken maar die negeren hem stelselmatig. Het is een bonte stoet die voorbijtrekt. Dronkaards, dansende mensen, een cowboy met een houten paardje. Het is hilarisch en schrijnend tegelijk. Zo absurdistisch moet onze wereld overkomen op een nieuwkomer.

De laatste scène is in de Evangelisch-Lutherse kerk. Vanaf de overloop, naast het orgel, kijken we naar beneden waar twee grote ronde tafels staan. Op een daarvan bespeelt een Eritrese muzikant de krar, een traditioneel snaarinstrument. Dat die tafels rond zijn is geen toeval. Ook in de eerste scène had een van de (Nederlandse) spelers al verteld hoe belangrijk de cirkel is in de Eritrese cultuur, als symbool voor gelijkwaardigheid. ‘Alles doen ze in cirkels’, vertelt hij. Eten, slapen, dansen. Om vervolgens volstrekt door te slaan. ‘Ze redeneren in cirkels, ze gebruiken alleen een cirkelzaag.’ Het lijkt een voorzichtige knipoog naar goedwillende Nederlanders die doorschieten in hun hulpvaardigheid.

Zo heeft elke scène in Eritreatown een kleine angel. Want ontmoeting, samenwerking of integratie gaat niet vanzelf, het gaat in kleine stapjes. Dat laat dit project op een aangenaam lichte manier zien.

Enku dahan mexaekum. Dat betekent ‘welkom’ in Tigrinya, de taal van Eritrea.

Foto: Lucas Kemper