Gihan Koster is nog druk aan het kleuren als Anne Fé de Boer, na een gezellige kennismaking met licht en geluid, met de voorstelling wil beginnen. ‘Even iets afmaken’, mompelt hij, blik op zijn tekening gericht, maar De Boer is onverbiddelijk. (meer…)
In haar theatrale bewerking van het verhaal van een gefaald pretpark vlak buiten Almere zet Karlijn Kistemaker voornamelijk het levensverhaal van de initiatiefnemer centraal. Het geestige spel van de acteurs kan niet verhullen dat de voorstelling inhoudelijk nogal aan de oppervlakte blijft.
Op een verdieping van het leegstaande kantoorgebouw De Beurs is een ruimte ingericht voor een bijeenkomst van de Orde der Cultuur Flevoland. Deze vertellersorde, zo vertellen de gastheer (Simon Heijmans) en gastvrouw (Dorien van Gent) ons, reconstrueert gefaalde culturele evenementen en initiatieven, met respect voor de feiten en een minimum aan theatrale opsmuk. Deze avond zijn we bij elkaar om het mislukte plan voor een fantasy-pretpark nabij Almere te memoreren.
Regisseur Karlijn Kistemaker speelt in haar werk graag met de grens tussen fictie en realiteit, en ook Er was eens een pretpark! is op feiten gebaseerd. Het wordt echter al gauw duidelijk dat het Kistemaker helemaal niet om de anekdote rond WitchWorld te doen is. Als de gastvrouw steeds meer laat blijken dat ze het niet zo nauw neemt met de feiten en zich veel liever aan de fantasie overgeeft, en de gastheer als reactie steeds starder aan de objectieve weergave van de geschiedenis gaat vasthouden, rest er maar een conclusie: Kistemaker wil het over de bevrijdende werking van de verbeelding hebben.
De al te schematische tegenstelling tussen de twee hoofdpersonages leidt tot een volstrekt voorspelbare dramaturgie, waarin de kemphanen eerst steeds verder uit elkaar groeien en uiteindelijk tot een verzoening komen, waarbij de helende krachten van de overgave aan de fantasie natuurlijk centraal staan. Kistemakers keuze voor kluchterig spel helpt hier ook al niet bij: Heijmans en Van Gent spelen hun geestige typetjes uitstekend, maar slagen er vanwege de nadruk op oppervlakkige komedie niet in ze van enige gelaagdheid te voorzien. Alleen Keez Groenteman, die de muzikant van dienst speelt, weet met zijn ontwapenende naturel wat kwetsbaarheid aan het geheel toe te voegen.
Het feit dat je de eindconclusie al van mijlen ver ziet aankomen is al erg genoeg, maar om daar te raken worstelt Er was eens een pretpark! zich eerst door het buitengewoon oninteressante levensverhaal van WitchWorld-initiatiefnemer Ton Theunis (die in de voorstelling Thomas heet). De voorstelling volgt zijn lotgevallen zo nauwgezet dat het geheel meer op een biografisch theater over Theunis begint te lijken dan over het gefaalde pretpark. De ondernemer wordt neergezet als een child at heart wiens voorliefde voor de middeleeuwen en voor zijn ROC-studenten hem ertoe leidde het idee voor het pretpark te ontwikkelen, als een daad van enthousiasme en goedertierenheid. Een andere mogelijke lezing, dat Theunis onzin heeft verkocht aan zijn investeerders en zijn luchtkasteel bijna uitsluitend met onbetaalde arbeidskrachten draaiende hield, heeft geen plek in dit sprookje.
Een theatermaker is uiteraard geen journalist. Dat Kistemaker er zo weinig blijk van geeft dat ze degelijke research heeft gedaan en die keuze verdedigt met een clichématig en sentimenteel pleidooi voor de kracht van de fantasie voelt echter als een zwaktebod, en als respectloos ten opzichte van het waargebeurde verhaal dat ze voor haar karretje heeft gespannen. In tijden waarin een ‘creatieve’ omgang met de waarheid wel vaker ten dienste staat van schaamteloze publieksmanipulators is haar suikerzoete visie op het thema nogal eenzijdig.
Foto: Bart Grietens