Spin Anansi is de mythische held uit Caraïbische en West-Afrikaanse volksverhalen. Of held, eigenlijk is hij een overmoedig ventje dat alles beter weet en vooral aan zichzelf denkt. Zo ook de pop Anansi, met zijn vier oogjes, twee benen en zes armen in Anansi de spin, sterker dan Olifant. Hij heeft één wens: zoveel mogelijk bananen verzamelen, die allemaal zelf opeten en daarna lekker uitbuiken in zijn hangmat. (meer…)
Daar staat-ie, gewoonste zaak van de wereld, rustig te wachten op de bus, niemand tot last: een olifant. Bussen rijden voorbij, passagiers stappen uit, dagen verstrijken, en de olifant wacht.
De verstilde, vrijwel woordloze jeugdvoorstelling Er staat een olifant bij de bushalte speelt zich af rondom een futuristische bushalte, waar informatiezuilen en reclameschermen naar hartenlust interfereren in het geduldige wachten. Een camera observeert of er een prulletje op de grond valt, een mechanische stem spuit ongevraagd reisinformatie, de opties om afval te scheiden zijn zo omvangrijk, dat het per definitie verkeerd gaat.
Het is een wereld waarin alle informatie tot je beschikking is, en die juist daardoor volstrekt onbegrijpelijk is. Waar de blikkerige omgevingsgeluiden pas echt opvallen als ze ‘s nachts even niet meer te horen zijn – zoals een afzuigkap die wordt uitgezet. Een wereld die totaal geen rekening houdt met de olifanten onder ons: zij die gewoon in alle rust en anonimiteit willen wachten, en verder wel zien.
De voorstelling gaat over het gevoel dat je niet helemaal samenvalt met de wereld om je heen. Het Filiaal vliegt daarmee op poëtische wijze een thematiek aan die voor elke zesplusser herkenbaar zal zijn: we zijn tenslotte allemaal weleens die olifant bij de bushalte.
Ondanks zijn grote olifantenkop blijft Barend van Daal als speler in zijn gemakkelijke vrijetijdskleding vooral toch ook heel menselijk. Hij werpt daarmee ook een treffend contrast op met de moderne wereld om hem heen – die efficiënt is, maar daardoor ook afstandelijk en kil.
Van Daal, die ook het idee bedacht voor deze voorstelling, wordt daarbij geholpen door het prachtige, gedetailleerde olifantenmasker, gemaakt door Eva Arends. Het maskerspel is per definitie een uiterst genereuze kunstvorm: als toeschouwer moet je zélf je eigen emoties en interpretaties op die grote kop projecteren. Het masker krijgt zijn uiteindelijke vorm en betekenis in de ontmoeting tussen de ontwerper, de acteur én de toeschouwer.
Met knap gedoseerd fysiek spel brengt Van Daal een mooie vervreemding aan: drentelend verduurt hij de tijd, maakt het zichzelf gemakkelijk, knabbelt wat aan een knapperige stengel bleekselderij. Soms wordt het hem ook even te veel – niets menselijks is een olifant immers vreemd – en trompettert-ie gefrustreerd, gekrulde slurf als een gebalde vuist de lucht in.
Maar vaker wint gelatenheid het van frustratie. Liggend op het krappe bankje droomt hij zichzelf alle bustrajecten van de wereld bij elkaar en verder, naar werelden waarin efficiëntie, begrenzing, controledrang en zakelijkheid het genadeloos afleggen tegen verbeelding. En daar passen zelfs de olifanten probleemloos in de bushokjes. ‘Come with me/ and you’ll be/ in a world of pure imagination.’
Regisseur Monique Corvers brengt hiermee opnieuw een beeldende jeugdvoorstelling bij het Utrechtse jeugdtheatergezelschap, die op een onnadrukkelijke, ontwapenende manier op momenten ook lekker humoristisch is.
Uiteindelijk besluit de olifant zich niet meer aan te passen aan zijn omgeving, maar moet de wereld om hem heen zich maar aanpassen aan hem. Zo ontvouwt dit verstilde kleinood zich tot een liefdevolle ode aan iedereen die net buiten de norm valt maar desondanks toch zichzelf blijft, een voetstuk voor alle dappere, standvastige olifanten in een wereld op drift.
Foto’s: Laurien Riha