Het gaat niet door. De tent is opgebouwd, de lampjes branden, er ligt vers zaagsel en de performers hebben zelfs tijdens de afwas nog gerepeteerd. Maar het gaat niet door. De pandemie heeft alles stilgelegd. En de tractor was al een sputterende kleine ramp op wielen, de woonwagens waren al lek, het orkest al terug naar huis. Deze ramp doet de deur dicht. (meer…)
Van theaterauteur en theatermaker Arne Sierens (Compagnie Cecilia) was al langer te verwachten dat hij iets met circus zou gaan doen. Dat hij dat samen met het beste Belgische circus zou doen, lag ook voor de hand. Circus Ronaldo is een Belgisch/Vlaams familiecircus dat zich heeft bekwaamd in circustheater, het nieuwe circus zonder dieren, een mengeling van circus en theater.
Circus Ronaldo is internationaal vermaard. Maar zoals uit Ensor blijkt, was het samengaan tussen theater en circustheater toch moeilijker, liggen de verschillen toch verder uit elkaar dan gedacht. Die moeilijkheden en kronkelingen in het ontstaansproces van de productie worden mooi verweven met de existentiële beslommeringen van de drie persona/personages.
Danny Ronaldo is de zesde generatie van Circus Ronaldo. Hij noemt zich een ‘commediant’ met twee m’s, om de verwantschap met de commedia dell’arte aan te tonen. Personages uit dat genre vormden dan weer de voorlopers van de clowns. Circus Ronaldo is circustheater met alleen maar sobere, clownachtige personages, die humor én melancholie uitstralen. Ze combineren circusacts zoals jongleren en lichte acrobatiek met een tekstloos theater dat revue, variété en absurdistisch theater à la Beckett poëtisch surrealistisch tot een symbiose maakt. Compagnie Cecilia maakt raak theater rond thema’s van de existentie, de angsten en de levensdriften van de kleine man/vrouw, poëtisch, in een eigen (Sierens-)taal; fysiek theater met wonderschone teksten.
Nu brengen ze samen Ensor. Oorspronkelijk was het de bedoeling van Sierens om een stuk te maken rond James Ensor voor het Ensorjaar 2010, maar financieel is dat project niet rond gekomen. Nu, na vier jaar, is dat wel mogelijk, maar gaat het niet meer over de figuur Ensor. Wel komen zijn maskers naar voren, zijn er de parades met Ensor-personages, is er de dood met en zonder masker. Zijn circusachtige en theatrale elementen worden gebruikt in de voorstelling. Het Ensor-element is teruggebracht tot as van een vriend van de personages die toevallig Ensor heette en die op het strand van Oostende moet worden uitgestrooid.
Ensor is in het kort het verhaal over een theatermaker Guido (Johan Heldenbergh) en zijn acteur Antoine (Danny Ronaldo) die in Guido’s stuk het personage Antonio moet vertolken. Guido weet niet goed hoe hij een einde aan zijn stuk moet maken, zeker nu zijn vrouw Juliette die het personage Irène moet vertolken niet komt opdagen. Ensor is dus theater met daarin nog een theaterstuk dat over theater en het leven gaat. Steeds is het een switchen tussen de personages van het te spelen stuk en van het stuk dat gespeeld wordt. Daartussen zwalpt de dokter (Karel Creemers) als bemiddelaar, als katalysator, als storend element, als een clown vol slapstick en absurde interventies. Het is eigenlijk het verhaal van drie mannen, drie veertigers die op zoek zijn naar de zin van hun bestaan, hun existentie. Ze blikken terug, blikken angstig vooruit. De een ziet vol verwachting uit naar een ideale geliefde (à la Dulcinea), de ander heeft het wel gehad en gelooft er niet meer in. Als Faust-figuren willen ze steeds meer en meer, ze willen zichzelf overstijgen. Terwijl ze heel goed beseffen dat dat niet meer kan. Ze wachten, praten over het wachten om de wachttijd te verdrijven, ze verwijzen naar Beckett. Tevens verpakken ze de existentiële levenslange queeste in een variété vorm, die zich hier ook zelf overtreft.
Arne Sierens, schrijver en regisseur, en zijn vaste acteur Johan Heldenbergh, zijn twee jongleurs van het woord. Danny Ronaldo en Karel Creemers van Circus Ronaldo: twee jongleurs van objecten. Twee naturelle clowns zonder glitterkostuum die er staan, zonder tekst, alleen met hun mime en lichaamstaal. Nu spreken deze twee circusartiesten: lappen tekst hebben ze. En ze doen dat fantastisch: verstaanbaar, helder, ingetogen, ingeleefd. Zoals ook de theateracteur Johan in woordloze scènes overkomt. Hij speelt naast Guido nog andere personages: typetjes zoals de soldate van het Leger des Heils. Hij is ook de opgedofte witte clown, de broer van Danny, die regelmatig verschijnt om zijn broer terug te roepen naar het oude, traditionele circus. De beer Nadia is weliswaar gestorven, maar dat wil toch niet zeggen dat alle tradities van het circus overboord moeten worden gegooid. Dat zorgt voor hilarische scènes.
Circus als metafoor voor het leven. Theater als symbolisch spel van het universele individu. Er is de spanning tussen de twee. Tussen nostalgie en vooruitgang, tussen zogenoemde hoge en lage kunsten, tussen de personages onderling. Circus wordt vaak gezien als lage kunst, als louter amusement zonder diepgang, terwijl teksttheater verheven is en over de existentie van de mens gaat. Circus is simpel zegt Guido, maar hij is jaloers op Antoine, die eenvoudig met een paraplu, een knaapje en een koffer een totaalbeeld over de dood kan geven. En zo wordt er in het hele stuk over circus en over theater gesproken, worden ze met elkaar vergeleken, worden ze gewikt en gewogen. Met veel clichés uit beide werelden over elkaar, maar ook met verrassende metaforen en verwoordingen.
Het hele stuk speelt in op clichés maar maakt er steeds iets meer van. Zo is er de bekende slapstick van het openvouwen van een strandstoel. Dat spel in onhandigheid doet het nog altijd, maar hier gaan de spelers nog een stapje verder, het houdt niet op als de strandstoel in elkaar zit. Ze ontdekken nieuwe onvolkomenheden aan de stoel. En even later komt een ander personage met een ministoeltje voor de babypop op. En met die pop jongleert Danny poëtisch en existentieel. Zonder woorden krijg je in een scène van een paar minuten het leven getoond.
Tweeënhalf uur lopen en bewegen de drie spelers over de met asgrauw zand bedekte catwalk tussen twee huisjes. Ze zitten en staan tegenover elkaar. Ze spreken tot elkaar, ze geven commentaar, relativeren elkaar, ze spreken tot het publiek, dat aan twee kanten van de catwalk op de tribunes zit. Muzikaal worden ze ondersteund door de live muzikant Jean-Yves Evrard. Af en toe wordt het publiek erbij gehaald, om te zingen, om als figurant op het toneel te staan, om een melodie met klokjes in een vertederend moment mee te voltooien.
Ensor zit vol slapstick, vol visuele en verbale gags, vol clichés die tot echte grappen worden omhooggetrokken, met fantastische performers die meestal weten te boeien, de ene keer overdreven en grotesk, de andere keer subtiel en poëtisch. Soms duurt het wat te lang, mag er geknipt en geschrapt worden, mag het geheel wat compacter worden gemaakt. Dat zal met het vaker spelen wel gebeuren, denk ik.
Gaat dat dus allen zien! In de zomer kan dat ook in een tentversie (op de Gentse feesten, op Theater aan Zee in Oostende, en in Hasselt op Theater op de markt)
Foto: Kurt van der Elst
Goed stuk Tuur, helemaal mee eens.