Op afstudeerfestival ENTER begeleidt Theaterkrant 15 nieuwe theaterwerkers bij hun eerste recensies. Deze recensie is geschreven door een van de deelnemers van het traject, Femke Brinksma.

Waar ik net nog keek naar een artiest in de ogenblikken voor haar optreden, bevind ik me het volgende moment midden in het onheilspellende suizen van Suzanne Johanna’s theatrale concert Engtevrees. De afstuderend zangeres/actrice van Codarts Rotterdam is ons iets aan het vertellen, maar komt in eerste instantie niet boven de boxen uit. Is dat de bedoeling? Ah, dat is de bedoeling. Wanneer het geluid afneemt, kan ik haar verstaan: iets over met 180 km per uur over de snelweg willen racen en dan gewoon het stuur loslaten.

Beetje bij beetje ontvouwt de situatie zich. Hier staat iemand met een gebroken hart en veel angst. En met een dijk van een stem. Ze neemt ons mee door het eerste nummer, waar gelijk de invloeden van Wende Snijders (een van haar muzikale inspiratiebronnen) doorheen klinken. Uithalen met overtuiging en het kenmerkende vibrato. De teksten zijn poëtisch, wat ook maakt dat er mysterie hangt rond deze breuk. Het zal aan ons zijn om de puzzel te leggen.

In dit optreden wisselt Suzanne Johanna af tussen zang en gesproken tekst op muziek. Via haar synthpop-nummers met een onderliggende unease, krijgen we langzaam meer zicht op de binnenwereld van haar personage: angst, onmacht, gemis, het gevoel niets te zijn.

Het is indrukwekkend om te horen hoeveel controle de zangeres heeft over haar stem. Ze switcht met gemak tussen een groot en klein geluid, van zang naar schreeuw naar gesproken tekst en weer terug. Over de boxen horen we een bericht van haar (nu dus voormalig?) partner die laat weten hoe laat hij thuis is. Deze nieuwe dimensie in haar wereld brengt me even in verwarring: ik was helemaal content met het idee dat we ons bevonden in haar beleving, maar nu was er ineens nog een stem. In een volgend lied probeert ze zich te houden aan een stappenplan, maar ziet toch telkens weer die foto. Dan volgt het besluit om ‘even lekker te dansen’.

En oh ja, ze zit vast in een lift. Dat had ik inderdaad gelezen, maar het is dat ze het zegt. We horen een ruzie die ze helemaal op kan dreunen, alsof ze dit gesprek al duizend keer in haar hoofd heeft afgespeeld.

Dan, een opsomming van zelfdestructieve gedachten die wel heel specifiek zijn en daardoor een ongemakkelijke giechel bij het publiek losmaken. Zo zingt ze met een onschuldig-klinkende zachtheid dat ze wil dat een kind met een pen in haar been prikt, zo diep dat het haar spieren doorboort. Ze wil satéprikkers in haar ogen. Ze wil dood. Nee, niet dood, ze wil van een gebouw springen en dan gewoon alleen haar knieën, heupen en ribben breken. Want dan valt er iets te lijmen.

In alles wat ze doet klinkt een onrust door die het personage van Suzanne Johanna al een tijd bij zich lijkt te dragen. Een van benauwdheid, van niet weten wat je aan moet met jezelf, van vastzitten. In een lift weliswaar, maar die plaatsing had de voorstelling voor mij niet nodig. Het laatste bericht dat we horen beantwoordt de vraag wat er precies is gebeurd waardoor ze zich in deze staat van zijn bevindt. Deze informatie geeft een nieuw perspectief op de voorstelling, maar ik had het ook niet erg gevonden om in het ongewisse te blijven. Ze zingt een laatste lied en wanneer ze met een knikje naar het publiek het einde van de voorstelling aankondigt, kan ik alleen maar denken: Ah! Zing nog even door!

Foto: ENTER