Mounir Samuel kent hokjes en grenzen als geen ander. Hij valt al zijn hele leven tussen de hokjes in: tussen Egyptenaar en Nederlander, moslim en christen, man en vrouw. Als correspondent Midden-Oosten heeft hij de wereld zien veranderen waar hij bij stond. In zijn theaterdebuut En toen schiep God Mounir vertelt hij een integer verhaal over het doorbreken van deze hokjes en grenzen.
Bij binnenkomst waan je je in een Egyptisch theehuis. Er klinkt gezang en het geluid van rollende dobbelstenen en er staat een waterpijp op het podium. Het is een plek voor mannen, vertelt Samuel. Als kind mocht hij mee met zijn vader wanneer ze ’s zomers in Egypte verbleven. Hij voelt zich er thuis. Als hij ouder wordt, zorgt zijn vrouwenlichaam ervoor dat hij niet meer veilig is in de theehuizen en moet hij binnen blijven met zijn tantes en nichtjes. In de revolutie nemen de vrouwen de theehuizen over en eisen ze hun plek op in het uitgaansleven. Het is een krachtig verhaal met een bittere nasmaak, want als transman is Samuel nog steeds niet veilig in het Egyptische uitgaansleven. Toch wordt hij daar wel als man gezien, terwijl hij in Nederland door zijn mediabekendheid vooral als vrouw of ‘nepman’ wordt aangesproken. Het geeft een duidelijk beeld van hoe eenzaam de zoektocht naar identiteit moet zijn geweest.
Maar in die eenzaamheid vindt Samuel zijn geloof. God is voor hem een mysterieuze, strelende kracht die hem adem geeft. Samuel gebruikt het scheppingsverhaal als een rode draad door de voorstelling. Verschillende lagen van zijn identiteit koppelt hij aan de dagen van de schepping. Hij spreekt daarnaast niet over mannen en vrouwen, maar over Adams en Eva’s. Zijn eigen relatie met God is de stuwende kracht in de voorstelling waar hij steeds op teruggrijpt, zoals het ook de stuwende kracht in zijn leven is.
Sommige delen spreekt Samuel melodisch en in rijm, spoken word-achtig. Zijn teksten variëren van poëtisch naar spreektaal, net zoals hij steeds snel omschakelt van Arabisch naar Nederlands. De tekst zit er nog niet altijd soepel in. Aan het begin van de voorstelling zoekt Samuel nog naar zijn woorden of klinkt het ingestudeerd. Halverwege de voorstelling komt hij meer en meer los. Op een gegeven moment vertelt hij over een Marokkaanse bruiloft die hij bezocht heeft. Daar begint hij als enige gast te dansen, omdat zijn lichaam niet stil kan blijven zitten. Wanneer Samuel begint de dansen, beweegt hij vloeiend en is hij als een vis in het water. Het is ontwapenend om te zien. Hij straalt een vanzelfsprekendheid uit die hij daarna ook in zijn spraak vast weet te houden.
De puzzelstukjes van Mounirs leven vallen langzaam in elkaar. Hij is pas 29 maar het moet een onvoorstelbaar zwaar leven zijn geweest: op jonge leeftijd verloor hij tachtig procent van zijn zicht, na 9/11 werd hij gepest op school om zijn Egyptische identiteit, hij werd overspoeld met bedreigingen na zijn coming out in de media, de moeder van zijn eerste vriendin schaamde zich zo dat ze zelfmoordpogingen deed en zelf heeft hij ook op het punt gestaan om uit het leven te stappen. Dat hij op het podium staat en zonder blikken en blozen zijn verhaal kan houden, is wonderbaarlijk en ontzettend moedig.
Toch kijken we niet naar een lijdensverhaal of naar therapie. Hoewel de voorstelling zeer persoonlijk is, gaat het uiteindelijk over dingen die groter zijn dan hijzelf: geloof, verandering, de mens. Toen hij leerde lezen, snapte hij niet waarom het eerste woordje dat je leert ‘ik’ is, en niet ‘wij’ of ‘God’. Tijdens de Egyptische revolutie stond hij op het Tahirplein en als Midden Oosten-correspondent maakte hij veel politieke veranderingen van dichtbij mee. De actualiteit zit op een mooie manier verweven in zijn levensverhaal en zorgt ervoor dat de voorstelling boven autobiografie uitstijgt. Mounirs zoektocht gaat ver voorbij zijn eigen identiteit, hij zoekt naar een nieuwe ‘Adam’, een nieuwe mens. Eentje die voorbij hokjes en grenzen kan denken.
Foto: Jean van Lingen