De voorstelling begint bijna een kwartier te laat. De maker moet eerst zeven vrouwen selecteren uit haar wachtende publiek, en instrueren wat hen te doen staat. En als we eenmaal zitten in een vrijwel totaal verduisterde zaal, duurt het wederom een schijnbare eeuwigheid tot er iets gebeurt: zwakke lichtjes die knagen aan de duisternis, zachte oerwoudgeluiden. (meer…)
Op het Holland Festival van dit jaar staan opvallend veel voorstellingen met een politieke lading. Dat engagement geen garantie is voor zeggingskracht bewijst En manque: de gapende inhoudelijke leegte in de hysterische voorstelling van de Franse regisseur Vincent Macaigne is ronduit pijnlijk.
Met een megafoon in haar hand komt de in glitterjurk geklede vrouw de trappen van het Compagnietheater afdenderen. Deze mevrouw Burini wil graag buiten een statement maken, zegt ze, en neemt ons mee de straat op. Vervolgens legt ze in nauwelijks verstaanbaar Engels uit dat ze haar ‘stichting’ aan Amsterdam cadeau doet. Waarna we als publiek weer achter haar aan de zaal in schuifelen.
De openingsscène is tekenend voor het verloop van En manque van de Franse regisseur Vincent Macaigne. Het overdreven spel en continue hoge volume maken identificatie met de personages vanaf het begin aan onmogelijk. Een kleine groep vrijwilligers probeert het publiek met de onbegrijpelijke toespraak mee te laten juichen maar boekt slechts beperkte successen. Wat we te zien krijgen is de uiterlijke vorm van een politieke manifestatie zonder enige inhoud, als een ding op zich, een contextloze gebeurtenis.
In de fragmentarische scènes die volgen wijkt Macaigne nauwelijks van die inzet af. Hij wil rauwe emotie voor zich laten spreken maar denkt dit te kunnen bereiken door te kiezen voor een volstrekt eenduidige toonzetting, waarin alle dialogen geschreeuwd worden, het hele decor uiteindelijk wordt vernietigd en de rookmachines op volle capaciteit staan. In zijn verwoede pogingen het publiek van deze hysterie deelgenoot te maken, duwt hij de toeschouwers juist verder weg – zoals in een clubscène waarin de arme vrijwilligers tevergeefs proberen het publiek over te halen ook op de speelvloer te komen dansen. Ongeveer tweederde van de zaal blijft zitten; het stuk bestaat twintig minuten lang uit het halfhartige gespring van de rest van het publiek.
Het probleem is dat pure emotie zonder psychologische of maatschappelijke duiding hol spektakel wordt. Als de well to do mevrouw Burini slachtoffer wordt van een proletarische revolutie die deels wordt geleid door haar eigen dochter, weet Macaigne de tegenstellingen rijk-arm en jong-oud niet interessanter uit te werken dan een rondje oppervlakkige zestigersbashing. De oudere personages worden neergezet als vampierachtige, egocentrische have-it-alls, de jonge personages als tragische, heldhaftige martelaars. Zelfs de grootste criticus van de baby-boomgeneratie zal een geeuw niet kunnen onderdrukken bij zo’n cartooneske voorstelling van zaken.
Eigenlijk is Macaigne het arty-farty equivalent van een reaguurder: vol van de overtuiging dat het laten leeglopen van de onderbuik hoe dan ook een waardevolle bijdrage levert aan het maatschappelijk debat – of aan de kunst. Quod non.
foto: Mathilda Olmi