VICTOR staat er in kapitalen op het scherm tegen de achterwand. Daarna gevolgd door haperende beelden uit 2012, waarin danser Victor Callens in een kale studio tegen interviewer Bram Vreeswijk vertelt over welke drempels hij over moet om van binnenuit te dansen, hoe hij het liefst als een slang wil bewegen, soepel, vloeiend, opgaand in de omgeving, tot die ene onverwacht scherpe uitval naar een prooi. (meer…)
Choreograaf Olivier Dubois heeft de naam controversiële thema’s aan te snijden. Hij gooide er hoge ogen mee in Frankrijk en werd binnengehaald op menig internationaal festival. In Élégie, dat hij creëerde bij Ballet National de Marseille – de toekomstige basis van Emio Greco | PC – houdt Dubois zich in en laat hij zich vooral leiden door de duistere grenzen van de twilight zone. Geen onbekend thema in de dans.
Dat Olivier Dubois een enfant terrible is weten we na zijn voorstellingen Faune en Tragédie wel, het hoeft niet eeuwig herhaald te worden. Zeker niet bij voorstellingen waarin het begrip niet eens opgaat, want schokkend is zijn nieuwste voorstelling Élégie allerminst, eerder wat oubollig en saai. Neen, zonder naakt (Tragédie) en nichterige kitsch (Faune) blijft er weinig over van Dubois’ provocaties. In Élégie toont hij zich zelfs een tamelijk brave kunstenaar, die de kijker tot twee keer toe naar dezelfde choreografie laat kijken.
Élégie begint in het pikkedonker, een lichte schim tekent zich af terwijl op de achtergrond een vaag gedonder van onweer is te horen. Na lang kijken ontwaren we zwarte figuren. Een nog intensievere studie doet vermoeden dat de lichte schim daarboven wordt bewogen door een zwarte massa van lichamen. In het summiere licht tekenen de beelden zich geleidelijk aan duidelijker af, de schim krijgt een lichaam en wordt op allerlei manieren gedragen door de zwarte massa, waarvan ook de hoofden onzichtbaar zijn. Het geheel wordt begeleid door een donderende soundscape die steeds luider wordt, een strategie waar Dubois wel vaker gebruik van maakt. Maar oordoppen krijgen we deze keer niet.
Het gehele tafereel is omkaderd door een vierkante frame op het toneel, alsof het beeld een schilderij betreft. Daarmee verwijzen de landschappen van Élégie vrij direct naar het clair obscure van schilders als Caravaggio. Alles aan de voorstelling draait om sculptuur. De zwarte figuren vormen een trap, waarlangs de man in witte onderbroek omhoog loopt. De groep draait rondjes om hem heen, hij raakt verstrikt in hun web van lichamen of wordt door hen opgevangen na een gevaarlijk hoge sprong. Het zijn mooie beelden die het corps de ballet hier met zijn soepele samenspel creëert. Overduidelijk zet Dubois het kwetsbare individu tegenover een collectief van onvoorspelbare en donkere krachten. De soundscape zet het geheel flink kracht bij. Als de oren het bijna begeven, zorgen rustige pianoklanken voor de broodnodige verlichting.
In deel twee doet Dubois het gehele ritueel nog eens dunnetjes over, met nu een vrouwelijke engel in de hoofdrol. De verveling slaat toe, choreografie en soundscape van deel twee zijn namelijk exact hetzelfde. De elegie wordt herhaald, maar dwingt de kijker ook in een uiterst passieve rol. Dubois liet zich inspireren door Rilke’s Elegieën van Duino en Elegie in A mineur van Richard Wagner. Zijn elegie op de grens van licht en donker is consequent en zit vol christelijke referenties. Maar het is geen verrassende dans die de Franse choreograaf hier laat zien.